In het boek “Balsem voor zieken” schrijft de puritein William Perkins hoe de mens zich moet voorbereiden voor de eeuwigheid. Zo’n boek was nodig, vond Perkins, want de meeste mensen zijn níet voorbereid voor de eeuwigheid, ‘omdat zij vreemdelingen zijn van de genade van God’.
Hoe kan een mens zich voorbereiden op het einde? Perkins is daar heel praktisch in: hij moet om te beginnen veel nadenken over de dood. ‘Want het leven van een christen is niets anders dan een overdenking van de dood’. Hij moet ook nadenken over de oorzaak van de dood, namelijk de zonde. ‘Het medicijn daartegen is de vervloekte dood van Christus’. Ten derde moet hij nadenken over de nabijheid van de dood. ‘Door Gods genade moeten we van elke dag rekenschap afleggen alsof het de dag van onze dood is’.
Al deze overdenkingen dienen de zondaar op te wekken tot bekering. Want hij kan het Koninkrijk van God niet ingaan, tenzij hij van nieuws geboren wordt. Maar ach, wat zijn we dwaas, klaagt Perkins. ‘De Schrift noemt elke zondaar een dwaas. De grootste dwaasheid is dat we ons wel bekommeren om de dingen van deze wereld maar het Koninkrijk der hemelen vergeten’. Perkins besluit dit ernstige boek met: ‘Daarom eindig ik zoals ik begonnen ben: laat het uw zorg zijn dat u godvruchtig leeft en zalig sterft’.
Dit is het veertiende deel in de serie “Puriteinse Klassieken”. Het is vertaald door Chr. Pas-Donker en voorzien van een prachtige inleiding door prof. dr. A. Baars.