Het tweede te bespreken boek is van een heel andere aard. Dr. K. Tippe vertelt daarin het verhaal van de inspanningen om kerk en samenleving in Staphorst en Rouveen tussen 1560 en 1700 te reformeren. Tippe, geboren Staphorster, is docent aan de Jacobus Fruytier scholengemeenschap in Apeldoorn en als historicus gepromoveerd op een studie over de negentiende-eeuwse Staphorster burgemeester Ebbinge Wubben.
Hij laat zien dat hij zijn vak als historicus verstaat, want het boek is het resultaat van model archiefonderzoek. Omdat veel directe bronnen voor de oudere geschiedenis van Staphorst en Rouveen ontbreken, is een onderzoek naar de reformatorische wortels van het tweelingdorp niet eenvoudig. Als historicus moet je dan gebruikmaken van andere archieven, bibliotheken en eerdere publicaties om snippers en fragmenten van betrouwbare informatie boven tafel te krijgen. Die moet je kritisch toetsen en vervolgens moet je daarmee het grotere geheel van de legpuzzel maken.
Dat is precies wat Tippe doet. Zijn aanpak heeft geresulteerd in een goed geschreven verhaal over de oudere geschiedenis van beide dorpen. Bovendien is het geheel fraai geïllustreerd, waardoor het een heel aantrekkelijke uitgave is geworden.
Het verhaal van het streven naar de doorwerking van de Reformatie wordt deels verteld aan de hand van de betekenis van enkele predikanten en schoolmeesters. Het is echter ingebed in het bredere verband van de maatschappelijke en bestuurlijke verhoudingen, zodat ook de rol van de schout goed naar voren komt. Officieel mocht de stad Hasselt als bestuurlijk centrum dan het nodige te zeggen hebben over dit gebied, in de praktijk lagen beide dorpen daar ver genoeg van af om ervoor te zorgen dat er een hoge mate van zelforganisatie, zelfbestuur en bijbehorend gezond zelfbewustzijn ontstond. En de ridderschap van Overijssel stond helemaal op grote afstand – tenzij er een predikant beroepen moest worden. Waar mogelijk trokken de Staphorsters en de Rouveners gewoon hun eigen lijn. Een mentaliteit die tot op de dag van vandaag herkenbaar is.
Menselijke verhalen
Tegelijk laat Tippe zien hoe kwetsbaar zo’n plattelandssamenleving was als allerlei politieke en militaire krachten daarbuiten het met elkaar aan de stok kregen. Die konden een verwoestende uitwerking op de dorpen hebben, de Bisschopsschans aan de Lichtmis ten spijt. Deels weerspiegelen de lotgevallen van beide dorpen zo op kleine schaal verhalen uit de geschiedenisboekjes van de basisschool.
Wat de leesbaarheid van het boek ook zeer ten goede komt, zijn de verhalen over het leven van alledag in beide dorpssamenlevingen. Allerlei ‘gewone’ mensen met hun hebbelijkheden en onhebbelijkheden komen in beeld, met bijbehorend wangedrag, emoties, meningen en oprechte bedoelingen. Maar ook met hun worsteling om hun boerenbedrijf staande te houden na schade als gevolg van overstroming of inundatie en met hun strijd voor het bestaan.
Een detailstudie als dit maakt opnieuw duidelijk dat de overgang van het rooms-katholicisme naar de Reformatie en de verdere kerstening van de samenleving niet van de ene dag op de andere plaatsvonden, maar dat ze het resultaat waren van een langdurige ontwikkeling, zeker op het platteland. De kerkelijke tucht vervulde daarbij een belangrijke functie om allerlei volkszonden en oude gewoonten te reformeren.
Het boek vraagt om vervolgonderzoek. Er zijn enkele toonaangevende predikanten en schoolmeesters voor het voetlicht gehaald, maar zijn die écht bepalend geweest? Wat was bijvoorbeeld de invloed van hun zeer gerespecteerde en gewaardeerde opvolgers als ds. Willem Sluiter (kleinzoon van de bekende dichter) en diens zoon, die samen bijna driekwart eeuw de kerk van Rouveen dienden? En welke invloed hadden opwekkingen en gezelschappen in Staphorst en Rouveen, waarvan in kerkhistorische literatuur sprake is? Het is aan Tippe toevertrouwd om daar antwoord op te geven.