De openbare belijdenis behoort voluit een geloofsbelijdenis te zijn. ‘Belijdenis is niets anders en niets minder dan het openlijk getuigen en spreken van het persoonlijk geloof in Jezus als de Christus’ (blz. 43). Bavinck gebruikt harde woorden over het afleggen van belijdenis zonder een oprecht geloof: ‘Zonder dat geloof wordt het belijden een waardeloos lippenwerk’.
De openbare belijdenis verbindt doop en avondmaal aan elkaar en de beide sacramenten worden door de belijdenis met elkaar verbonden. Belijdende leden nemen deel aan het avondmaal, hoewel zelfonderzoek bij deelname aan het avondmaal noodzakelijk is en blijft, aldus Bavinck. Hij wijst erop dat dit de lijn is van de Schrift. Die werd ook door de kerk van de Reformatie in praktijk gebracht. In later tijd is men anders over doop, belijdenis en avondmaal gaan denken.
Het behoeft geen betoog dat de praktijk van het belijdenis doen in de kring van onze gemeenten een andere is. Naast een kerkelijk recht is er ook een Goddelijk recht nodig voor deelname aan het Heilig Avondmaal. In de meeste gemeenten zal het ook niet gebruikelijk zijn dat alle jonge mensen die belijdenis hebben afgelegd, deelnemen aan het avondmaal.
Het boekje van Bavinck geeft mij stof tot nadenken. Is de weg die Bavinck wijst een geboden weg? Hoe werkt dit in de praktijk uit? Het zijn vragen die in een korte boekbespreking niet uitvoerig aan de orde kunnen komen. Het trof me wel dat de laatste druk van dit boekje verscheen in 1948. Ongeveer 20 jaar later bevonden de kerken waarbinnen Bavinck optrad zich in een diepe crisis waarbij de theologen voorop gingen. Maar de vragen die dit boekje oproept, zijn wel eerlijke vragen. Ze geven veel stof tot nadenken.