Ze mag bij alles wat er in haar leven gebeurt de hand van de Wever zien, van God Die haar leven weeft. Soms met een draad van verdriet, een andere keer met een draad van vreugde. Ze schrijft: ‘Er zijn moeilijke dingen geweest in mijn leven, maar ik kan wel zeggen dat ik Degene ken Die het weet. Ik heb ervaren dat God het zwaarste lijden gebruikte om mij het meeste te leren’. Die gedachte doortrekt het hele boek en wordt uitgewerkt in vier thema’s: aanvaarding, dankbaarheid, opoffering en verheerlijking.
Vooral in het hoofdstuk aanvaarding mag de schrijfster veel onderwijs geven vanuit Gods Woord. Aanvaarding van het lijden kan alleen in het geloof dat rust op de rots Jezus Christus. Dat stelt volgens de schrijfster in staat om te zeggen: ‘Ja Heere, ik vind het niet fijn wat U doet en ik begrijp het niet, maar U heeft de leiding’. Op een andere plaats verwoordt ze het als volgt: ‘Het is nodig voor mij om soms pijn te lijden, omdat God iets veel groters voor ogen heeft. Het is nooit voor niets. Daarom zeg ik: Heere, in Jezus’ Naam, door Uw genade aanvaard ik het’.
Zeer behartigenswaardige zaken worden beschreven waarbij de schrijfster de lezer veel stof geeft tot nadenken. Wel is de wijze waarop zij zaken in het boek verwoordt soms anders dan wij gewend zijn, wat het noodzakelijk maakt om met onderscheid te lezen, maar dat is volstrekt geen reden om dit boek niet ter hand te nemen. Het kan in Gods hand een middel zijn tot troost in omstandigheden van moeite, verdriet, rouw en lijden.