Deze zijn geschreven door prof. Baars, die in zijn inleiding tevens mogelijke verschillen in opvatting over geloofszekerheid tussen reformatoren en puriteinen/nadere reformatoren bespreekt. Geloofszekerheid is volgens Brooks nodig om een getroost en blijmoedig christen te kunnen zijn, maar ze behoort niet tot het wezen van een christen. Het is ‘de hemel op aarde’ (pag. 62). Over het leven van Brooks is betrekkelijk weinig bekend. Na het afronden van de universitaire studie werd hij eerst leger/vlootpredikant en daarna gemeentepredikant in Londen. Hij was een man op de achtergrond. Zo was hij geen lid van de Synode van Westminster (1643-1649). Hij had nauw contact met radicale hoge officieren in het leger van het Engelse parlement. Toch was hij voluit rechtzinnig. Hij heeft boeken en preken nagelaten die tot grote steun zijn geweest voor aangevochten gelovigen. Toen de verzamelde werken van Brooks in 1866 opnieuw werden uitgegeven (in 6 delen met in totaal ruim 3000 pagina’s!) stelde C.H. Spurgeon dat de werken van Brooks – afgezien van Bunyan – tot de best leesbare puriteinse boeken mogen worden gerekend.
Brooks werd aangemoedigd om zijn boek ‘De hemel op aarde’ te publiceren door de goede ontvangst van zijn boek ‘Kostbare geneesmiddelen tegen satans listen’ (pag. 56). In feite is het een soort vervolg. In zijn boek ‘De hemel op aarde’ verwijst hij naar dit eerdere werk (pag. 157) om niet in herhalingen te vervallen. Brooks heeft zijn boek opgedragen aan Britse admiraals en zeesoldaten, die hij zijn vrienden noemt. De opdracht is overigens in de nieuwe uitgave niet opgenomen, al wordt hieruit door prof. Baars in zijn inleiding wel geciteerd (pag. 29).
Brooks schreef uit eigen ervaring dat hij gezien heeft dat mensen die geen geloofszekerheid hadden bij zware stormen op zee radeloos waren, terwijl mensen die wel zekerheid hadden, opgewekt waren en rustig konden slapen. Brooks behandelt in zijn boek de volgende thema’s: Hij begint uit de Bijbel te bewijzen dat zekerheid verkregen kan worden. Daarna geeft hij redenen waarom iemand soms geen zekerheid ontvangt. Dan somt hij een aantal belemmeringen op waarom er geen zekerheid is en hoe die belemmeringen weggenomen kunnen worden. Vervolgens somt hij op welke redenen er zijn om naar zekerheid te streven. Het grootste deel van het boek – bijna de helft – gaat over hoe gegronde zekerheid kan worden verkregen. Ten slotte behandelt hij nog het verschil tussen ware en valse zekerheid, om met de beantwoording van enkele vragen af te sluiten. Brooks somt tien belemmeringen op waarom er geen zekerheid is, onder meer het verzuim van onze plichten. Brooks stelt dat we alle plichten moeten verrichten en niet een selectie daaruit. ‘Zijn er niet velen die zorgvuldig dagelijks de godsdienstige plichten in hun gezin vervullen, maar God bijna nooit in het verborgen zoeken?’ (pag. 163). Een andere belemmering is het in het geheim koesteren van een boezemzonde, een lievelingszonde. Die moet worden bestreden, onder meer door vasten en bidden en het mijden van gelegenheden die in verzoeking brengen (pag. 166-176). Brooks noemt tien redenen om naar zekerheid te streven, waaronder een
uitdrukkelijk Goddelijk gebod. Dat gebod moet ‘net zo nauwgezet’ gehoorzaamd worden als het gebod om te bidden, te horen, enz. (pag. 188). Brooks is moedgevend voor zwakke gelovigen. ‘De oprechte bereidheid om te geloven is geloof’ (pag. 207). Wat betreft de vraag hoe gegronde zekerheid kan worden verkregen noemt Brooks als negende middel een ijverig onderzoek naar zeven dingen die met de eeuwige zaligheid verbonden zijn, namelijk kennis, geloof, bekering, gehoorzaamheid, liefde, gebed en volharding (pag. 226). De vertaler heeft daaraan hoop als achtste toegevoegd, waarschijnlijk omdat Brooks dat later nog afzonderlijk behandelt. Vervolgens gaat Brooks dit verder uitwerken. Liefde die oprecht, vurig en duurzaam is, kan niet verborgen blijven. Het komt openbaar doordat de ziel stil is en zwijgt onder de vermaningen van Christus (pag. 306). Bij gebed noemt Brooks acht verschillen tussen dat van een godzalige en van een goddeloze. Aan het einde van de bespreking van deze zeven dingen gaat Brooks nog afzonderlijk in op de hoop. Die verschilt van valse hoop door een zevental voortreffelijke eigenschappen. Brooks sluit dit onderwerp af met een waarschuwing dat niet alle heiligen dit in dezelfde mate ontvangen (pag. 341).
De vertaling is nauwkeurig en toch goed leesbaar. Diverse keren worden verhelderende voetnoten door de vertaler opgenomen. Dat geeft het boek een meerwaarde. Helaas gebeurt dat niet overal. Zo blijft een verklarende toelichting bij een citaat van de puritein Thomas Hooker (pag. 98) en van de martelaar John Bradford (pag. 93, 215) achterwege. In de vertaling kwam ik – na raadpleging van de Engelse tekst – slechts een enkele fout tegen. Zo staat er ten onrechte dat Saul – in plaats van Samuël – Agag in stukken hakte (pag. 174) en worden de beloften ten onrechte voorwaardelijk – in plaats van onvoorwaardelijk – genoemd (pag. 252). Dit alles neemt niet weg dat ik voluit achter de uitgave van dit boek kan staan. Puriteinse werken hebben de naam ‘zware kost’ te zijn en voor de gewone man moeilijk te begrijpen. Maar dat geldt zeker niet voor dit boek van Brooks. Het leest vlot en draagt bij aan het geestelijk welzijn van iedere lezer, ook voor ‘beginners’.