Een tweede bijzonderheid van Cotton is dat hij tot de eerste generatie theologen in Nieuw-Engeland behoorde. In 1633 vertrok Cotton evenals Thomas Hooker naar de nieuwe wereld. Een saillant detail is dat zijn vrouw onderweg beviel van een dochter die de naam Seaborn kreeg. Zijn prediking in Boston moet aanvankelijk enorm veel vrucht hebben gedragen. Hij werkte daar tegelijkertijd met Thomas Shepard, hoewel hij andere accenten legde. Cotton was op afstand ook betrokken bij de Synode van Westminster (1643-1649), waarin hij de congregationalistische vleugel vertegenwoordigde. Evenals iemand als John Owen in Engeland stond hij achter het optreden van Cromwell. Hij sprak over de „oorlogen des Heeren.”
Ten derde is het goed dat Cottons werk in het Nederlands is vertaald vanwege de relevantie van zijn boodschap. Het boek is ontstaan uit een viertal verhandelingen die uit Bijbellezingen zijn voortgekomen. De eerste verhandeling behandelt de uitstorting van de Heilige Geest volgens Zacharia 12:10-11. In dit gedeelte proeven we het evangelische berouw, omdat de Heilige Geest ons laat zien Wie wij doorstoken hebben. Op een fijnzinnige manier maakt Cotton duidelijk dat we ontdekken dat Christus door ons is gekruisigd als Hij voor ons is gestorven. Zo kan Cotton heel diep spreken over de bitterheid van het berouw. Overigens is Cotton zich ervan bewust dat deze profetie in het Oude Testament staat. In het Oude Testament zijn er ‘slechts’ druppels van de stromen
van de Heilige Geest, terwijl er nieuwtestamentisch van stromen sprake is. Dat betekent dat we nu in de beste heilshistorische tijd leven. Ik vond het treffend dat Cotton opmerkt dat we niet moeten klagen over geestelijke afval, maar dat we ons persoonlijk moeten reformeren.
De tweede verhandeling gaat over het doorstoken hart (Handelingen 2:37). Fijnzinnig maakt Cotton duidelijk dat niet alleen ons geweten doorstoken wordt, maar ook ons hart. In de derde verhandeling bespreekt Cotton Spreuken 4:23, waarin het gaat over het behoeden van ons hart. Dit is een uitermate praktisch deel. Omdat ik inhoudelijk de meest opvallende dingen vond in de vierde verhandeling (over Galaten 2:19-20), wil ik daar enkele dingen van laten oplichten. Ik vond het opvallend dat Cotton onderscheid maakt tussen een eerste, een tweede en een derde geloofsdaad in de rechtvaardiging. De tweede geloofsdaad gaat over de zekerheid over de rechtvaardiging, omdat er gelovigen zijn die vrezen dat ze niet gerechtvaardigd zijn. De derde geloofsdaad is dan de vernieuwing van de zekerheid over de rechtvaardiging. Het is ook opvallend dat Cotton zo veel en zo nadrukkelijk spreekt over de heiligmaking door het geloof. Hij legt grote nadruk op het leven uit de beloften, waarbij hij opmerkt dat de gelovige meer naar Christus verlangt dan naar de belofte. Een dood geloof is tevreden met de belofte zonder Christus.
Cotton besteedt een hoofdstuk aan de heiliging door middel van het avondmaal, dat hij een feest met God noemt. Hij bespreekt ook uitgebreid hoe het geloof werkzaam is omtrent de doop tot heiligmaking. In dit verband verklaart hij zonder terughoudendheid dat kinderen door God worden geadopteerd en in Gods verbond zijn opgenomen. Om niet meer te noemen; Cotton bespreekt ook hoe wij in het dagelijks leven gelovig moeten en mogen leven. We moeten verlangen om in ons beroep het algemeen belang te dienen. Zo bespreekt hij ook hoe we gelovig met voorspoed en succes omgaan. Ik hoop dat deze korte recensie krachtig genoeg is om dit werk ter hand te nemen.