”De weg ten leven” is een lijvig boek. Men moet de tijd nemen om het aandachtig te lezen en te overdenken. Daar zijn we in deze tijd van ontlezing niet meer zo goed in. We houden meer van snipperstukjes met grote letter, dan van een dik boek dat ogenschijnlijk niet door te komen is. Toch kan het zo maar gebeuren dat je zo geraakt wordt door de inhoud dat je dagelijks enkele bladzijden leest en op het eind zou wensen dat het boek tweemaal zo dik was.
Dit boek bestaat uit vier delen of - zo men dat vroeger noemde - verhandelingen: Het uitstorten van de Geest (Zach. 12:10-11), De dodelijke wond van de zonde (Hand. 2:37), De opdracht van de christen (Spr. 4:23) en Het leven des geloofs (Gal. 2:19-20) - een leven van rechtvaardiging, heiliging en vertroosting. We hoeven niet te vragen wat Cotton bedoelt: ellende, verlossing en dankbaarheid worden separerend, evenwichtig, eerlijk en helder uiteengezet. Soms zijn er accentverschillen met wat onder ons gebruikelijk is, maar het praktikale overheerst en niet het dogmatische. ‘Er is geen christen of hij gelooft een gebod of bedreiging lang voordat hij een belofte kan geloven’ (blz. 380).
Ook maakt Cotton duidelijk dat een leven in overeenstemming met de Schrift onmisbaar is. En inderdaad, uitvoerig kan gesproken worden over de noodzakelijke rechtvaardiging, maar ook zonder heiligmaking zal niemand God zien (Hebr. 12:14). Dat geldt in het openbaar en in het verborgen, persoonlijk, huiselijk en kerkelijk. ‘Een ware christen is in staat de gehele wereld uit te dagen om aan te tonen dat hun enig kwaad is toegebracht. Geeft ons plaats - schrijft Paulus in 2 Korinthe 7:2 - wij hebben niemand verongelijkt, wij hebben niemand verdorven, wij hebben bij niemand ons voordeel gezocht’ (blz. 521).
Met dank aan C.L Freeke die het boek met zorgvuldigheid vertaalde en een uitvoerige biografie van de schrijver toevoegde.