Ze laten er geen misverstand over bestaan: dat de eeuwige en heilige God Zich aan deze mensenwereld openbaart, mag gerust een wonder van genade heten. De auteurs hebben zich de verwondering daarover dan ook tot doel van hun schrijven gesteld. „Wij hopen en bidden dat dit boek bijdraagt aan een grotere verwondering over het spreken van de Schepper van hemel en aarde tot en met mensen.”
En om nu direct ook maar hun visie op dat goddelijke spreken duidelijk te maken: „Wij houden ons aan de klassiek christelijke, dus katholieke, overtuiging dat God werkelijk gesproken heeft. God heeft zichzelf betrouwbaar bekendgemaakt. Het gaat om een spreken van God in eigenlijke zin. Daarom is dit een uniek, gezaghebbend spreken dat van ons gelovige aanvaarding en gehoorzaamheid vraagt.” De auteurs, beiden als hoogleraar verbonden (geweest) aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven, hebben ieder een deel van dit geschrift voor hun rekening genomen.
Deel A heet: ”Gods spreken in de Bijbel”, en deel B: ”Geloven in God die spreekt”. Een Bijbels-theologische analyse, gevolgd door een meer dogmatische reflectie. Een en ander bevat veel meer dan ik in deze bespreking zelfs maar enigszins kan aanduiden. De eerste 230 bladzijden bieden een inventarisatie van hoe de Bijbel het spreken van God beschrijft. Op welke onderscheidene wijzen het God behaagt Zich in Zijn spreken tot mensen te richten. Dat vond plaats door een hoorbare stem, door engelen en door dromen en visioenen. In de tijd van het Oude Testament legde de Heere Zijn woorden in de mond van door Hem geroepen profeten. Het onderzoek van deel A besluit met het trekken van consequenties daarvan voor de uitleg. Wie dr. Paul uit zijn eerdere publicaties kent, kan vermoeden dat hij ook in deze studie grondig te werk gaat.
Het komt allemaal nog wat dichter bij de lezer in deel B. Dat zet in met een verwijzing naar Hebreeën 1: „God (…) heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon.” Het gaat om het kennen van die God Die ons in Christus ontmoet. „Wij die zoveel later leven dan de tijden van het Oude en het Nieuwe Testament hebben weet van deze openbaring dankzij de Bijbel, de Heilige Schrift. De kerk der eeuwen aanvaardt de Schrift zelf ook als Gods openbaring. Daarom heet de Schrift met recht en reden Woord Gods.” Hij is de sprekende God, „vanaf de eerste bladzijde van de Bijbel tot en met de laatste.” Ik heb met name het tweede deel van dit boek gelezen tegen de achtergrond van de huidige verwarring binnen de kerken aangaande het gezag van het Woord van God. Zo is het onmiskenbaar ook geschreven. Van harte erken ik dat dr. Hoek hierin op heldere en dappere wijze leidinggeeft. Hij doet dat in de lijn van de gereformeerde belijdenis, die ook en juist in de actuele discussies nog steeds van grote waarde blijkt te zijn. Zo bijvoorbeeld betreffende het zelfgetuigenis (autopistos) van het Woord. „De Schrift kan op eigen benen staan, en het gezag van de Bijbel berust op niets anders dan op de Schrift zelf. Verbonden met het Woord is er het innerlijke werk van de Geest die in ons hart bevestigt dat het God is die door het Woord spreekt.” Nadrukkelijk nemen de schrijvers afstand van de zogenaamde nieuwe hermeneutiek, die niet langer haar uitgangspunt heeft in de objectieve tekst, maar die zich met name richt op de subjectieve relatie tussen tekst en lezer. Dit echter, zo stellen de auteurs terecht, leidt tot willekeurige vrijblijvendheid. In hun pleidooi voor een Bijbelgetrouwe hermeneutiek bepleiten zij „een hartelijke aanvaarding van de historiciteit van de bijbelverhalen, overal waar deze zichzelf als historisch aandienen. (…) Deze heilsgeschiedenis staat niet los van de concrete geschiedenis van de mensheid, maar is de zin ervan. Het gaat niet om verhalen (…), maar om wat ”echt gebeurd” is. (…) De God van de Bijbel meldt zich namelijk in de feitelijkheid en realiteit van deze wereld.”
Het zal duidelijk zijn: een hartelijke aanbeveling van deze studie. Wat mij betreft, maakt dit boek concreet wat Groen van Prinsterer bedoelde toen hij ”belijden” omschreef als: „uitkomen voor de waarheid op het punt waar de tijdgeest bezwaar heeft.” Het thema ”het gezaghebbend spreken van God” is immers het minste niet.