Door Marianne Witvliet in Reformatorisch Dagblad op 12-06-2017
Fladder kan geen eieren
leggen. Daarom plagen
en pikken andere kippen
haar. Ze zet haar hoed
op en loopt weg uit
het kippenhok. In een
dierentuin ontmoet ze
Zwartje, een gerafelde
kip. Ze doet Zwartje in
bad en koopt een hoed
voor haar.
Samen gaan ze terug
naar het kippenhok.
Want al kan Fladder dan
geen eieren leggen, ze
mist het hok en samen
met Zwartje is Fladder
niet alleen sterk, maar
ook weer welkom.
De essentie van het
verhaal –gepest worden
en je verwaarloosd
voelen– dreigt verloren
te gaan in een avontuur
waarvan je je afvraagt of
het niet wat uit de hand
is gelopen. Had Zwartje
niet gewoon de kip van
de buren kunnen zijn?
Waarom zou een kip in
een dierentuin niet goed
verzorgd worden?
Ook is niet alles even
nauwkeurig doordacht.
Kippen wassen zichzelf
bijvoorbeeld met zand.
Een zandbak was dus
beter geweest dan een
zeepbellenbad. En ook
de functie van de hoeden
komt niet goed uit de
verf. „Zwartje past wel
tien hoeden! Grote en
kleine. Petten met stipjes
en petten met streepjes.
Samen kiezen ze een
rode hoed en een rode
tas. „Dat staat je mooi
Zwartje!”” Geeft een
hoed de kippen zelfvertrouwen?
Willen ze
zich onderscheiden van
andere kippen?
De tekeningen in waterverf
zijn niet op elke
pagina even spannend
wat kleur en compositie
betreft. Er is wel gedacht
aan speelse details, wat
een fijne aanvulling is op
het verhaal in dit prentenboek.
Hier en daar
kan de lezers kikkers
en muizen ontdekken.
Altijd leuk om te zoeken
en te tellen.
Deze website maakt gebruik van cookies die noodzakelijk zijn voor de juiste werking van de site. Voor het meten van bezoekgegevens wordt gebruik gemaakt van geanonimiseerde analytische cookies. Meer info