C. Bregman heeft het boek ”Geestelijke verlatingen” van Johannes Hoornbeeck (1617-1666) op een zeer leesbare manier weten te hertalen. Hoornbeeck verdeelt zijn boek in vier hoofdstukken. Hij schrijft achtereenvolgens over de kwaal, de vertroostingen, de geneesmiddelen en de verlossing. Elk onderdeel wordt grondig behandeld, met veel bewijsteksten uit de Schrift en getuigenissen uit de kerkgeschiedenis.
Hoornbeeck gaat met zijn lezers in gesprek door allerlei mogelijke tegenwerpingen te behandelen, zoals: mijn zonden zijn te groot, ik heb geen geloof, ik mis de liefde tot God en ik ben bang een verworpene te zijn. Deze tegenwerpingen, die ieder kind van God wel zal herkennen, worden op een pastorale manier beantwoord. Hoornbeeck weet hierin af te dalen naar de kleinste kenmerken van genade. Er kwam tijdens het lezen wel een vraag bij me op. Hoornbeeck probeert op alle mogelijke manieren zijn lezers te bemoedigen en wijst hen voortdurend op Gods trouw en de gewilligheid van Jezus. Maar zou het ook zo kunnen zijn dat godsdienstige gevoelens verminderen of zelfs verdwijnen doordat er slechts sprake was van algemene overtuigingen of een tijdgeloof?
De mogelijkheid dat de twijfels van het hart zeer terecht kunnen zijn, komt in dit boek weinig aan de orde. Dit neemt niet weg dat we in dit boek veel, zeer veel onderwijs krijgen. Laten we ook dit oude goud lezen, tot onderwijs en tot bemoediging in geestelijke duisternis, zoals Hoornbeeck schrijft: ‘God komt tenslotte dus weer terug bij ons die Hij had verlaten’.