Aan het einde van elk hoofdstukje zijn vragen opgenomen. Hoofdstuk 11 luidt: “Bekennen van ongerechtigheid.” We geven een citaat van blz. 43: “Maar bij U is vergeving. Wanneer je door het ware geloof jezelf ziet zoals God je ziet en dat ook belijdt of bekent, begrijp je dat je straf verdiend hebt en het er niet goed uitziet. Maar daar eindigt het niet mee als de Heere in jouw hart gewerkt heeft. Op Zijn tijd zorgt Hij voor een nieuw gebed in je hart: ‘Heere, er is toch bij U vergeving te vinden? Die is er toch altijd geweest, Heere?’ Wat ga je zoeken naar die vergeving. En wanneer je Hem zo zoekt en de Heere jouw ogen richt op Hem, dan beken je dat Hij Degene is naar Wie je hunkert en verlangt. Wat is het een wonder als je in Hem vergeving van al jouw zonden mag vinden. En wanneer je dat ervaart, beken je, belijd je: ‘Is Deze niet de Christus?’ Dan Snap je die Samaritaanse vrouw heel goed. ‘Hij heeft gezegd, alles wat ik gedaan heb!’Zing jij het mee,met je hart: “k Bekend’ o Heere aan u oprecht mijn zonden. ’k Verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden. Maar ik beleed, na ernstig overleg, mijn boze daden, Gij naamt die gunstig weg!’ (Ps. 32:3 berijmd).”