Gerjanne, de schrijver van het boek Geluksdag begint haar boek, wat geschreven is in dichtvorm, met een mijmering voor de wasmachine. Een mijmering over “het verleden wat nu nog heden is”. Alles wat nu zo normaal lijkt, zal ooit een verlangen geven, een verlangen terug naar deze tijd. Een verlangen naar volle wasmachines, vuile sokken, snottebellen, dampende zwemlessen en schelle kinderstemmetjes die door de gang klinken.
Al lezend door het boek lijkt het alsof de lezer steeds even om het hoekje mag kijken tijdens momenten die in een gezin soms bijna onmerkbaar voorbij komen. De fantasie van de kinderen, die samen een raadselboek uitvinden van 3 euro en 95 cent, het zweetvoetenraadsel, wat uitmondt in een ware held op zweetvoeten en de fietsende belhamel die op zijn MTB door de plassen sjeest.
Het zijn korte momenten die voorbij flitsen. Dingen die nooit meer terugkomen. Er bewust bij stilstaan is belangrijk, ook als het onbelangrijk lijkt. Het kan later zo waardevol zijn. Zeker als je het mag zien door de ogen van een ander, misschien wel dé oudere ander. Lopend door het park komt Gerjanne, met kroost, ook zo’n oudere tegen. Hij geeft de opdracht om te genieten. Te genieten van haar kroost, voordat ze oud zijn. Het lijkt een vreemde opdracht, maar het is één van de meest waardevolle opdrachten die een mens kan krijgen.
Ook laat Gerjanne ons meedenken. Ze geeft ons een kijkje in het moederhoofd. Het moederhoofd wat soms overloopt, en het gevoel heeft een familiebedrijf te runnen. Dat moederhoofd wat het nog steeds wint van Mr. Google, het hoofd van de non-stopmoeder.
Als lezer is het prachtig om te lezen hoe Gerjanne het ‘kleine geluk’ van alledag tot groot geluk weet te brengen. Het geluk, dat in elke dag verborgen zit, wordt nu aan het licht gesteld. Ook de brief die ze aan haar kinderen schrijft is eerlijk, open en ontroerend. Het opvoeden is een proces van loslaten, steeds meer loslaten en toch stiekem vasthouden. Vasthouden in het moederhart, omringt met gedachten en gebeden. Vasthouden en loslaten als twee tegenpolen, die bij elkaar horen.
De rode draad in het boek zijn de kleine geluksmomentjes binnen de opvoeding. Het “aardse geluk” wat niet zit in een nieuw skateboard of een reis naar Israël, maar wat in de alledaagse geluksmomentjes zit. De gezinsknuffel, het logeerpartijtje bij opa en oma en de echte nieuwe skeelers van de kringloop. Dát kleine gezinsgeluk is groots.
De spreuken die zo nu en dan voorbij komen zetten de lezer aan het denken. Spreuken over voorbijvliegende tijd, de opvoeding en moeders gevouwen handen. Deze spreuken geven stof tot nadenken. Nadenken over je eigen opvoeding. “Hoe voed ik mijn kinderen op?” en “Wat zullen mijn kinderen later van mij herinneren?” Waardevol is het, te weten dat onze kinderen ‘leenpanden’ zijn. Leenpanden, die zo waardevol zijn en die door de gevouwen moederhanden worden gedragen worden op de vleugelen van het gebed.