De SGP is de politieke partij met in haar beginselprogram artikel 36 van
de Nederlandse Geloofsbelijdenis, met daarin de passage: “En hun ambt
(van de overheid, HP) is niet alleen acht te nemen en te waken over de
Politie, maar ook de hand te houden aan de heilige Kerkedienst: om te
weren en uit te roeien alle afgoderij, en valse godsdienst, om het rijk des
antichrists te gronde te werpen”.
Om dit artikel zagen en zien velen de SGP als een anti-democratische partij, als een Taliban-op-klompen. De partij heeft er de afgelopen jaren veel werk van gemaakt om van dit imago af te komen, en heeft daarbij ook haar opvattingen over godsdienstvrijheid gemoderniseerd.
Aanvankelijk huldigde de partij het standpunt “wel gewetensvrijheid, geen godsdienstvrijheid”: Dat wil zeggen, dat de overheid geen geloofsdwang uitoefent, in de private sfeer zijn mensen vrij in wat ze geloven. In de publieke sfeer ligt dat anders, daar mag je aan niet-christelijke religies beperkingen opleggen. Zo dacht de SGP er tot voor kort over. Dr. Amanda Kluveld bespreekt hoe de SGP ruim hartiger over gewetensvrijheid is gaan denken. In die zin dat bij gewetensvrijheid een zekere belijdenisvrijheid hoort, en dus ook een ruimte waar mensen samenkomen om hun geloof te belijden en geloofsgenoten te ontmoeten. Gewetensvrijheid loopt daarmee over in godsdienstvrijheid. Maar van gelijkwaardigheid van godsdiensten in de publieke ruimte is daarbij (nog) geen sprake.
Het gevoelige punt voor de SGP is uiteraard de verhouding met de islam. Mag of moet een SGP’er voor
of tegen de bouw van een moskee stemmen? De lijn van de partij is thans om voor te stemmen, maar in
een stemverklaring te stellen dat dc islam zich keert tegen de bijbelse boodschap, en dat de SGP moeite
heeft met de verbreiding van de islam. Dit is een wel uiterst milde invulling van artikel 36. En er blijft
toch een spanning tussen de strekking van dit geloofsartikel en dc politiek-bestuurlijke praktijk in een
multiculturele samenleving. Ten opzichte van het verleden is dc spanning verschoven. Zij bestond
in het begrjppenpaar gewetensvrijheid-godsdienstvrijheid, en is geworden godsdienstvrijheid-godsdienstgelijkheid. Kluveld schrijft dat deze spanning misschien nog gecompliceerder is dan de oude.
Ging het eerst alleen om een interpretatie van artikel 36, nu gaat het daarbij om een praktische verhouding tot de Grondwet en om communicatie met de wereld buiten de partij.
Deze problematiek bespreekt Kluveld in haar publicatie over gewetensvrijheid. Want het geweten speelt hierbij nog steeds een fundamentele rol. En daarbij is nadenken over gewetensvrijheid in de bredere context van ontwikkelingen in de samenleving bepaald niet een overbodige zaak. Onze Grondwet beschermt niet expliciet gewetensvrijheid, dat doen internationale verdragen overigens wel. Voor orthodoxe christenen is vrijheid van geweten en de erkenning van gewetensbezwaren actueel geworden, en zoals Kluveld betoogt, zou het nog aan belang en urgentie kunnen winnen.
Kluveld maakt duidelijk dat het relationele aspect van gewetensvrijheid van essentiële betekenis is.
Het geweten en zijn vrijheid bestaan niet in een maatschappelijk of zelfs spiritueel vacuüm. Het ge
weten is verbonden met God, de naaste, de wereld en onszelf. Het geweten is in de eerste plaats een
theologisch en geen politiek begrip. Toch speelt het voortdurend een rol in politiek en samenleving.
Politici kunnen met het geweten echter niets aanvangen, terwijl het in juridisch opzicht eveneens lastig
is, omdat iedereen zich erop beroept. Kersten die de SGP heeft op gericht, heeft evenwel dit begrip
proberen te integreren in de politieke filosofie van de SGP. Dat brengt tot op de dag van vandaag
uitdagingen met zich mee. In de praktijk heeft de partij te maken met verwarring over het begrip geweten en worden verwijzingen naar de Bijbel niet herkend of begrepen.
Een oud type gewetensbezwaarde burger is de dienstweigeraar in de tijd dat de opkomstplicht voor de
militaire dienst van kracht was. Na de invoering van het homohuwelijk kregen we te maken met de ge
wetensbezwaarde trouwambtenaar, in de volksmond de weigerambtenaar.
Dit is een specifiek geval van een nieuw type gewetensconflicten: de weigering medeplichtig te zijn aan
een zonde. Dit nieuwe soort gewetenszaken heeft zich tot nu toe bijna uitsluitend voorgedaan rond
kwesties over de recente herdefinitie van het huwelijk. Deze hebben geleid tot een botsing van grond
rechten en tot onverzoenlijke eisen van burgers ten opzichte van elkaar. Kluveld beschrijft diverse conflicten, zoals dat van fotografenechtpaar in Amerika dat weigerde een opdracht te aanvaarden voor
het fotograferen van een partnerschapsceremonie van twee vrouwen. Dat ging tegen hun geloof in.
Ze werden door de rechter veroordeeld tot een boete van zesduizend dollar. Deze en andere casus maken
duidelijk dat het erop lijkt dat het christenen steeds vaker onmogelijk zal worden gemaakt in overeenstemming met hun geweten te handelen, en eenvoudig iets te weigeren dat in strijd is met hun persoonlijke geloofsovertuiging. Terecht vraagt Kluveld aandacht voor bezinning op deze nieuwe uitdaging aan het christelijk geloof.