Thomas Halyburton (1674-1712) is waarschijnlijk bij velen een wat minder bekende oude schrijver. Deze Schotse leraar leefde in een veelbewogen tijd, zodat hij in zijn kinderjaren met zijn moeder, zijn vader was al overleden, nog enige tijd als vluchteling in Rotterdam heeft gewoond. Na zijn studie werd hij in 1700 predikant te Ceres en vervolgens in 1710 hoogleraar in de godgeleerdheid te St. Andrews. Hij had een zwakke gezondheid en overleed in 1712 op 37-jarige leeftijd.
De verschillende werken van Halyburton zijn pas geruime tijd na zijn overlijden uitgegeven. Groot belang verscheen voor het eerst in 1721 in Edinburgh en werd in 1747 (niet 1721 zoals in het boek vermeld) in het Nederlands vertaald. In de loop der jaren zijn er verschillende herdrukken verschenen. Mevr. Pas-Donker heeft het boek opnieuw uit het Engels vertaald. Het is een zeer goed leesbaar boek geworden, waaraan ook de indeling van de bladspiegel en de tussenkoppen bijdragen. In deze uitgave ontbreekt het voorwoord van Ds. H. Kennedy, leraar van de Schotse gemeente te Rotterdam. Hiervoor in de plaats is een lezenswaardig hoofdstuk over ‘Het belang van Halyburton’ van prof. dr. A. Baars waarin hij een beknopt overzicht van het tijdsbeeld schetst en een korte biografie van Halyburton geeft.
Groot belang is een nadere uitwerking van een groot aantal preken die Halyburton in een periode van meer dan een half jaar waarschijnlijk te Cores heeft gehouden (p 338). In het gehele boek lezen we een grote bewogenheid met de onbekeerden en een oproep tot nauw zelfonderzoek, opdat een mens zich niet zou bedriegen voor de eeuwigheid. Drie vragen zijn er vooral van belang voor de mens: Wat heb ik gedaan? Wat moet ik doen om zalig te worden? Wat zal ik de Heere vergelden? Het boek heeft als ondertitel ‘Over de ontdekking, het herstel en de plicht van een waar christen’, waarin we de drieslag van de Heidelbergse catechismus herkennen.
In het eerste gedeelte wordt de natuurstaat van de mens beschreven. Wat houdt de zonde in en wat zijn de kenmerken ervan. Elke zonde is een godslastering en doet God oneer aan (p 91). Elke zondaar is een doodslager van het ergste soort. Door de zonde doodt hij zijn eigen ziel (p 94). Apart worden de kinderen, jeugd, de jonge mensen en die van middelbare leeftijd, en de ouderen op een indringende en nu ook in 2020 nog actuele wijze aangesproken (p 116 e.v.).
Het grootste gedeelte van het boek behandelt ‘het herstel van de mens door het geloof in Christus of de toestand en genezing van de overtuigde zondaar’. Aan de hand van de geschiedenis van de stokbewaarder (Hand. 16) wordt uiteengezet wat een diepe, waarachtige overtuiging inhoudt, maar ook dat er veel aandoeningen kunnen zijn die weer overgaan. Ernstig wordt gewaarschuwd geen grond te maken van een overtuiging. ‘Ik smeek u om eerlijk met uw ziel te handelen. Ik zeg u dat er duizenden mensen in de hel zijn, die verloren zijn gegaan door zo’n vermetele hoop op genade’ (p 199). Duidelijk beschrijft de auteur wie een overtuigde zondaar is. Hij is een goddeloze; hij ziet dat hij ligt onder het oordeel Gods; hij is schuldig en heeft geen excuses (p 227). Maar ook wordt helder omschreven wie de Heere Jezus is voor die overtuigde zondaren. Christus en al Zijn weldaden worden in het Evangelie aangeboden aan arme zondaren om niet (p 252). Dat betekent niet dat er geen voorwaarden zijn; aan de hand van Fil. 3:3 wordt dit duidelijk aangegeven. ‘Iemand kan een ander een bedrag aanbieden, als hij dat wil aannemen. Hij kan dat op voorwaarden aanbieden, terwijl hij het toch om niet geeft’ (p 252). Het betreft een grote, volkomen, gepaste en eeuwige zaligheid, waarvan de gelovigen bij de dood het volle bezit zullen ontvangen (p 272). Indringend wordt opgeroepen tot zelfonderzoek. ‘Bedenk dat velen hierin bedrogen zijn uitgekomen. Zij meenden dat zij geloofden en waarschijnlijk hebben anderen dat ook van hen gedacht. Toch is uiteindelijk het tegendeel gebleken’ (p 277). Van overtuigingen kan een Christus gemaakt worden (p 291). Er kunnen grote veranderingen zijn en bijzondere gevoelens opgewekt zijn zonder de bijzondere werking van Gods Geest (p 297). Hiertegenover worden de kenmerken van het ware geloof van Gods uitverkorenen beschreven (p 307 ev).
Het laatste, kortste hoofdstuk beschrijft ‘De plicht van een christen met betrekking tot persoonlijke en huisgodsdienst’ aan de hand van Joz. 24:15 (…. maar aangaande mij en mijn huis, wij zullen de HEERE dienen). Gods volk dient weloverwogen, vastbesloten en gewillig de Heere te dienen en dat dient in onze handel en wandel tot uitdrukking te komen met achting voor God, voor Zijn eer en voor Zijn dienst. Het betreft niet alleen hen persoonlijk, maar ook hun gezin zou dit moeten doen en daarom is de huisgodsdienst uitermate belangrijk. Dezelfde uitvluchten tegen huisgodsdienst als in ca. 1700 horen we ook ruim drie eeuwen later; uitvoerig worden de bezwaren weerlegd.
De boekbespreking is wat langer geworden dan gebruikelijk. Dat geeft misschien aan hoeveel indruk het boek gemaakt heeft. Op een duidelijke wijze wordt op grond van Gods Woord beschreven hoe God een mens bekeert. Vaak wordt gesteld dat de Schotten ‘ruim’ zijn. Dit boek maakt duidelijk dat het een nauwelijks, maar ook een zeker zalig worden is. Ieder die belang stelt in zijn/haar zielenheil – wie zou dat niet moeten hebben – zou dit boek moeten lezen. Laat het aantal pagina’s niet afschrikken. De inhoud is van ‘groot belang’.