Van harte stem ik in met het uitgangspunt van de auteurs dat de prediking geen uitvinding is van mensen. God Zelf spreekt en Christus zond Zijn apostelen uit om te prediken. Ook onze preken vandaag dienen geijkt te worden aan het onderwijs en de prediking van de apostelen. Dit tweede praktische deel is in mijn ogen echt een beroepsgericht boek. Ik waardeer dat op zichzelf positief. Toch geeft het voor een officieel handboek mij net iets te veel de indruk van een serie collegedictaten, waarbij de colleges worden verrijkt met de pastorale en homiletische ervaring van de auteur(s). Daarbij lijken dan ook nog eens aansprekende gastcolleges (medeauteurs) aan het boek te zijn toegevoegd. Het leest gemakkelijk, maar vraagt wel doorzettingsvermogen in wijdlopige gedeeltes, waarbij het vak homiletiek soms uitwaaiert over het gehele veld van de theologie én daarbuiten. Een handboek apostolische homiletiek mag van mij – zoals de auteurs in de toevoeging aan het woord vooraf schrijven – vooral ook een verantwoording en apologie zijn van een gereformeerde manier van preken. Toch is er na T. Hoekstra in het veld van de homiletiek veel gebeurd. Ook in het Nederlandse taalveld en ook bij gereformeerde homileten. Waarom draagt het boek van Gerrit Immink (2018) als titel Over God gesproken? En wat gebeurt er wanneer iemand als Kees de Ruijter (2013) in zijn Horen naar de stem van God eindigt met de gedachte van de preek als ‘open kunstwerk’? Hoe verhoudt dit zich tot wat dr. M.J. Kater schrijft over de homiletische piramide? Daar had ik, met het oog op mijn zoektocht hoe te preken voor tijdgenoten, graag (meer) over willen lezen.