Omgaan met voorspoed
Het is uitermate belangrijk om als westerse christenen voortdurend in de spiegel te kijken die de 17e-eeuwse Britse puriteinse prediker William Bates (1625-1699) de lezer voorhoudt.
In het onlangs in het Nederlands vertaalde boek ”Het gevaar van welvaart” schrijft Bates onder meer: „Het is heel schokkend dat mensen hun hart zo zetten op dingen van weinig waarde. Het is ook de grote oorzaak van hun zonde en ellende… Ze zouden de hemel en het geluk graag op aarde genieten, terwijl ze God alleen in nood nodig hebben.”
Enerzijds maakt Bates bij herhaling duidelijk hoe gevaarlijk voorspoed is en hoe de duivel die als een valstrik gebruikt, anderzijds wekt hij ertoe op om onze vreugde in God te vinden, Wiens goedertierenheid beter is dan het leven.
Hij laat vanuit de Bijbel zien hoe goddelozen (wij allen van nature) Gods zegen, bedoeld om ons aan te sporen Hem lief te hebben en te dienen, misbruiken in een leven zonder God. Met vele voorbeelden, zoals dat van het volk Israël (waarschuwing in Deut. 6), het gebed van Agur, de oproep van de Heere Jezus geen schatten op de aarde te verzamelen en de ernstige waarschuwing dat een rijke bijna niet kan ingaan in Gods Koninklijk, wijst Bates uitvoerig en soms wat wijdlopig op het gevaar van voorspoed.
Daarbij worden naar mijn indruk allerlei zonden en verhinderingen voor het Evangelie wat eenzijdig aan voorspoed gekoppeld (zoals bijvoorbeeld de keuze van twee stammen voor het Overjordaanse land).
Dergelijke zaken zijn niet alleen te wijten aan materiële voorspoed, maar komen evenzeer voor waar sprake is van armoede.
Grote rampen
Opvallend is dat het voorwoord uit de oorspronkelijke uitgave ontbreekt, evenals de voetnoten met citaten van onder anderen Augustinus, Tertullianes en Seneca. Verder had het boek aan waarde gewonnen als er een inleiding zou zijn opgenomen waarin het boek geplaatst werd in tijd en context, met achtergrondinformatie over de schrijver aan wie nu alleen op de achterkant enkele regels worden gewijd. Joel R. Beeke noemt hem een vergeten puritein, hoewel hij een begaafd prediker was –hij werd de man met
de zilveren tong genoemd– en zijn verzamelde werken (vier delen met veertien boeken en achttien preken) ruim 2000 pagina’s beslaan.
De tijd waarin Bates leefde was weliswaar de Gouden Eeuw, anderzijds waren er grote rampen zoals de pest in Londen in 1665 en een grote brand in 1666. Ook was het de tijd van vele oorlogen: de drie zogenaamde Engelse oorlogen, een tienjarige burgeroorlog (1641-1651) en diverse oorlogen tussen koning en parlement. In elk geval was er geen sprake van een welvaartsniveau in brede lagen van de bevolking dat zelfs maar bij benadering in de buurt komt van dat van ons.
Met waardering voor de goed leesbare vertaling van Christine Pas-Donker en het gebruik van witregels en tussenkopjes, blijft de opbouw moeilijk toegankelijk door de typisch lange paragrafen met onderverdelingen (die we ook bij de Nederlandse nadere reformatoren terugvinden). Op één na ontbreken voetnoten. Die hadden mijns inziens wel op zijn plaats geweest bij een krasse uitdrukking over heidenen die met de modder van de Nijl worden vergeleken en half ontwikkelde levende wezens, half slijk worden genoemd, en een foutje dat de maan een planeet wordt genoemd.
Geloof en liefde
Persoonlijk vond ik het stand houden in het lijden (slot hoofdstuk 1), het nut van beproevingen (slot hoofdstuk 3) en het nuttig gebruik van voorspoed (hoofdstuk 4), de leerzaamste gedeelten.
Bates laat zien hoe de Heere juist door gebrek aan voorspoed, door lijden en beproeving het geloof oefent om niet op het hier en nu maar op de toekomstige heerlijkheid met Christus gericht te zijn. „Geoefende christenen beschouwen hun lijden voor de zaak van God niet als een bewijs van Zijn zwakte, maar van Zijn wijsheid. Hij wilde hun trouw en oprechte gehoorzaamheid beproeven vóór ze vergelding ontvingen.”
Prachtige dingen zegt hij daarbij over de drijfveren van geloof en liefde. „Ongeloof is blind en kan niet verder zien dan deze wereld. Maar het geloof in de gezegende Verlosser opent een vergezicht op de komende wereld.” Dat doet hem al het kwaad van vervolgers verachten. „De liefde beschouwt God als het grootste loon. (…) Deze heilige liefde bezielde martelaren met de meest verheven moed. (…) Ze hadden nooit spijt van hun keus voor Zijn dienst, maar waren blij als hun schande Zijn heerlijkheid deed schitteren en als hun
liefde tot Christus in al haar glans en kracht openbaar kwam in hun lijden.” De verrassende –en moeten we niet zeggen beschamende?– actualiteit hiervan horen we in het getuigenis van vervolgde christenen.
Om de gevaren van welvaart te vermijden en het juist tot ons eeuwige voordeel te gebruiken geeft Bates ten slotte negen regels. Het vraagt om: 1. nederigheid, 2. zachtmoedigheid, 3. dankbaarheid, 4. waakzaamheid/godvrezendheid, 5. matigheid, 6. vreugde in God, 7. weldadigheid, 8. zelfverloochening en 9. aanhoudend vurig gebed.
„Terwijl sommigen alleen kunnen weldoen in hun meeleven, geeft God anderen de gelegenheid om uit te delen. Hoe onrechtvaardig en ontzaglijk ondankbaar zijn we als we weigeren de armen schatting te betalen, zoals Hij bevolen heeft. Hoe ondankbaar zijn we als we niet overvloedig zijn in goede werken, als Hij ons naar Zijn zeer vrije en volkome gunst de gelegenheid geeft Hem, Die rijk is in barmhartigheid, na te volgen en te eren.”
Boekgegevens
Het gevaar van welvaart. Verantwoord omgaan met aards bezit, William Bates;
uitg. De Banier, Apeldoorn, 2016; ISBN 978 94 6278 637 0; 127 blz.; € 11,95.