In het voorwoord staat dat de uitdrukking ‘de orde van het heil’ pas voor het eerst in de achttiende eeuw werd gebruikt. De puritein William Perkins sprak over de gouden keten of ketting van het heil. In Romeinen 8:30 komen we de orde van het heil duidelijk tegen: ‘En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.’
De uitverkiezing is de bron van de zaligheid en de eerste schakel in de orde van het heil. We lezen in het voorwoord: “De leer van de orde van het heil behoort, afgezien van de verkiezing, bij de toepassing van het heil en dat is in het bijzonder het werk van de Heilige Geest.”
Er staat ook in het voorwoord: “Van groot belang is het te beseffen dat het onderscheid tussen roeping, rechtvaardiging en aanneming tot kinderen een logische en geen chronologische volgorde is. Wie geroepen is, is ook gerechtvaardigd en wie gerechtvaardigd is, is ook aangenomen tot Gods kind. Wie gerechtvaardigd is en daarmee vrijgesproken van schuld en straf, begeert ook heilig voor God te leven.” Het boek behandelt achtereenvolgens: Uitverkiezing, roeping, geloof, bekering, rechtvaardiging en de aanneming tot kinderen, heilging, volharding en verheerlijking.
De auteur reikt veel stof aan tot overdenking. Geregeld worden puriteinse standpunten weergegeven. Op blz. 120 en 121 gaat het over voorbereidende werkingen van de Heilige Geest tot de wedergeboorte. Daarmee bedoelden de puriteinen niet dat een mens zichzelf kan voorbereiden tot de wedergeboorte. We citeren: “Waar het hen om ging, is dat de Heilige Geest in het hart van de zondaar behoefte schept aan verlossing en zo plaatsmaakt voor Christus. Alleen een zondaar die overtuigd is van zonde heeft belang bij Christus, maar pas als men daadwerkelijk gelooft, gaat men over van de dood in het leven en krijgt deel aan Christus.
Het onderscheid tussen algemene overtuigingen van zonde die als het voorbereidend werk van Gods Geest kunnen worden gezien en zaligmakende overtuigingen van zonden die ons metterdaad uitdrijven tot Christus, is verbonden met het onderscheid tussen Wet en Evangelie en het daarmee verbonden onderscheid tussen werkverbond en genadeverbond.”
Tenslotte nog een citaat van blz. 158 “In de Heidelbergse Catechismus lezen we als het gaat om het laatste in antwoord 3 dat de kennis van zonde uit de wet is. Zonder kennis van zonde kan het Evangelie van vergeving van zonden geen betekenis hebben. De boodschap dat Christus ons redt van de toekomende toorn is alleen een blijde boodschap als we erkennen de toekomende toorn te hebben verdiend.”