Wat bij goud nodig is, is voor het persoonlijk geloofsleven nog meer nodig. Is jouw geloof echt of niet? Hoe weet je dat? Gebruik je daarvoor een toetssteen? Ds. Theodorus van der Groe (1705-1784) schreef het bekende boek 'Toetssteen der ware en valse genade.' Daarin beschrijft hij de verschillen tussen een zaligmakend geloof en een geloof dat niet echt is. Hiervoor gebruikt hij de meest betrouwbare toetssteen: de Bijbel. Ook hanteert hij als leidraad de Heidelbergse Catechismus. Is het wel echt? is een vereenvoudiging van de Toetssteen in vraag en antwoord, om zo het werk van ds. Van der Groe toegankelijk te maken voor jongeren en ouderen. Deze vereenvoudiging van de Toetssteen bevat 24 hoofdstukken en is voorzien van een voorwoord, een verantwoording en een inleiding.
Het voorwoord is van de hand van ds. J. Schipper. Hij begint dit voorwoord als volgt:
Theodorus van der Groe (1705-1784) staat in de kerkgeschiedenis bekend als ‘de laatste ziener’ van Nederland. Nu is daarop wel wat af te dingen, maar een feit is dat hij, levend in de achttiende eeuw, het gedachtegoed van de Nadere Reformatie door middel van zijn preken en theologische geschriften trachtte uit te dragen. Op ernstige wijze heeft hij de leer van zonde en genade weergegeven en als een waarschuwende profeet de Bijbelse accenten benadrukt in een tijd van verlichting en tolerantie.
Boete en bekering
Vooral in zijn biddagpredikaties heeft hij als geen ander de bazuin van de boete aan de mond gezet. De Kralingse ziener kenmerkte zijn eigen tijd wat het geestelijke leven betreft als zeer ‘ongelukkig en droevig’. Welnu, Van der Groe nam geen blad voor de mond, deed geen water bij de wijn en preekte zonder aanziens des persoons. Overigens blies hij niet alleen op de boete-bazuin, maar riep ook telkenmale op tot bekering. De predikant benadrukte dat God in het verleden Nederland uitzonderlijk heeft bevoorrecht boven andere landen, dat Hij hier veel licht gegeven heeft met de doorbraak van de Reformatie. Maar overheid en volk hebben zich die genade in de loop van de tijd onwaardig gemaakt. En zo is de vergelding des Heeren nabijgekomen.
Zijn en schijn
Van der Groe maakte zich ernstige zorgen over het toenemende schijngeloof in zijn dagen. Dat lezen we niet alleen in zijn preken, maar ook in zijn beschouwend theologisch werk. En dan bedoelen we in het bijzonder de 'Toetssteen der ware en valse genade', waarvan een bewerking in deze uitgave te vinden is. Jaco Slobbe heeft in vraag- en antwoordvorm de inhoud van het boek in eenvoudiger Nederlands weergegeven. Op deze wijze komt de Toetssteen binnen het bereik van de hedendaagse lezer. Natuurlijk zou het mooi zijn wanneer men vervolgens het origineel van Van der Groe ter hand neemt. Het omvangrijke werk van Van der Groe kunnen we rangschikken onder de pastorale geschriften. Aandacht wordt besteed aan het onderscheid tussen zijn en schijn, geloof en tijdgeloof. Als leidraad fungeren de drie stukken (ellende, verlossing en dankbaarheid), zoals ze in de Heidelbergse Catechismus gestalte hebben gekregen.
Van der Groe schrijft dat het in het leven van een zondaar door de werking van de Geest steeds weer begint met zondekennis uit de wet, maar dat die zondaar daarna ook gebracht wordt tot een zaligmakende kennis van Christus. De wet als kenbron van ellende werkt derhalve voorbereidend op de verlossende boodschap van het Evangelie. Dit neemt niet weg dat Wet en Evangelie zijn te beschouwen ‘als tweelingen’. Zij zijn niet van elkaar te scheiden.
Noodzaak van zelfbeproeving
Ds. Schipper wijst nog op de titel ‘ware en valse genade’. Kan genade dan ook vals zijn? Op zich niet, maar iemand kan wel denken genade te hebben ontvangen. Als dat in werkelijkheid niet zo is, kan gesproken worden over ‘valse genade’. Het gaat Van der Groe om het waar zaligmakende geloof. Men dient zich te beproeven of men dit geloof bezit. Met dat doel heeft hij zijn boek 'Toetssteen der ware en valse genade' geschreven. Het gaat dus om de tegenstelling tussen het zaligmakend werk van de Geest in de harten van de oprechte gelovigen en het schijngeestelijk werk van de geveinsden en tijdgelovigen.
Ds. Schipper beveelt dit werk van harte aan. Ook voor ons is het van levensbelang te onderscheiden tussen schijn en wezen. Daartoe hebben we onszelf steeds te beproeven op grond van Gods Woord. De nadruk op zelfonderzoek sluit overigens een ruim aanbod van het Evangelie niet uit. Neem en lees!
In de verantwoording gaat Jaco Slobbe in op de werkwijze die hij heeft gehanteerd. Het boek valt uiteen in vier hoofdstukken:
- Ellende
- Een uitleg en toepassing van de gelijkenis van de farizeeër en de tollenaar
- Verlossing
- Dankbaarheid
Om de leesbaarheid te vergroten, heeft de hertaler gekozen voor een thematische benadering van de Heidelbergse Catechismus; zonder de strekking van de oorspronkelijke auteur los te laten. Er zijn meer hoofdstukken dan in de originele uitgave.
Van der Groe heeft verwijsteksten vaak uitgeschreven, daar heeft Jaco Slobbe niet voor gekozen. Wel is gekozen om veelgebruikte begrippen als ‘algenoegzaamheid’, ‘rechtvaardigheid', en dergelijke over de nemen. De betekenis van deze begrippen is zo diep, dat het lastig is om daar een synoniem voor te vinden.
In het nawoord schrijft Van der Groe, dat hij hoopt dat Gods kinderen versterkt mogen zijn door het lezen van zijn Toetssteen. Mensen die aan zichzelf ontdekt zijn dat ze het ware werk van de Heilige Geest in zich niet hebben, moeten niet wanhopen. De Heere kan een huichelaar bekeren.
Van harte aanbevolen voor jong en oud!