Het was op 9 september
zeventig jaar geleden dat
ds. G. H. Kersten te Waarde
(Zld.) overleed op de
familieboerderij Puthoek.
Zijn betekenis op allerlei
terreinen was groot en
verdient blijvend aandacht.
Bart Bolier, in het dagelijks
leven ondernemer
te Elspeet en ouderling
in de gereformeerde
gemeente in Nederland aldaar,
verraste met een heldere, populaire
biografie van de Rotterdamse
predikant: ”Kersten in kleur.
Voorganger, verbinder, vernieuwer”.
Hij geeft daarin een levensschets
in tien trefwoorden, die
beogen de belangrijkste aspecten
van zijn persoon en werk voor
het voetlicht te halen: jongeling,
voorganger, verbinder, leidsman,
organisator, politicus, docent,
pedagoog, beschermer en strijder.
Met deze reeks typeringen wordt
de titel nader verduidelijkt door de
schrijver: Hij „was een kleurrijke
persoonlijkheid. Die soms ook heel
zwart-wit kon zijn.”
Gerrit Hendrik Kersten –roepnaam
Henri– werd op 6 augustus
1882 te Deventer geboren. Zijn
vader was daar opperwachtmeester
bij de militairen te paard. De
van huis uit hervormde Gerrit
Hendrik Kersten sr. had zich na
zijn huwelijk bij het kerkverband
van zijn godvrezende vrouw aangesloten,
die een sterk stempel op
de jonge Henri drukte. De Kerstens
behoorden daardoor tot de plaatselijke
christelijke gereformeerde
gemeente, die in 1886 dr. Kuyper
volgde in de Doleantie als gereformeerde
kerk. In 1893 verhuisde de
familie naar Den Haag, waar vader
een baan vond als boekhouder.
Kerkelijk was de verhuizing
naar de hofstad een ingrijpende
zaak. De gereformeerde kerk werd
ingewisseld voor de gereformeerde
gemeente onder ’t kruis, de kruisgemeente
oftewel de oud gereformeerde
gemeente. De prediking
daar moet Henri direct hebben
getroffen. In Deventer hoorde men
volgens hem „nooit praten over
bekering, dood en eeuwigheid.”
In Den Haag kwam hij onder het
gehoor van de –jonggestorven–
ds. G. Maliepaard Czn. Zijn prediking
werd door de Heere gebruikt
om hem te overtuigen van zonde.
Omstreeks zijn elfde jaar werkte
de Heere in zijn hart de roeping
tot het ambt met de woorden
van Jes. 40:1 en 2: „Troost, troost
Mijn volk, zal ulieder God zeggen.
Spreekt naar het hart van Jeruzalem.”
De opvolger van ds. Maliepaard
was ds. C. Pieneman, een man
met een stem als een klok die een
straat ver te horen was. Henri wist
zich zeer aan hem verbonden. Ds.
Pieneman beklemtoonde sterk dat
er buiten Christus geen zaligheid
is. Henri ontving een duidelijke
kennis van de verlossingsweg in
Christus. Hij trad als de Borg voor
hem tussen bij de Vader. De woorden
zonken diep in zijn hart: „Ik
heb verzoening voor hem gevonden.”
Ongeveer veertien dagen verkeerde
Henri in de liefde van God.
Wat is Gods genade overvloedig.
Henri Kersten studeerde voor onderwijzer
en stond al spoedig met
een hulpakte in Den Haag voor
de klas. Daar bleek dat hij bij het
lesgeven niet de neocalvinistische
lijn volgde, maar aansloot bij de
benadering van de Nadere Reformatie.
Hij werd oefenaar bij de
Kruisgemeenten, in 1902 predikant
te Meliskerke en in 1906 te
Rotterdam-Centrum. Inmiddels
had hij een belangrijk aandeel geleverd
aan de Vereniging van 1907,
toen de Gereformeerde Gemeenten
ontstonden uit twee kleine kerkverbanden.
Bolier biedt in de aanloop van
zijn boek een goede schets van
het geestelijk klimaat in de
kruisgemeente in Den Haag,
onderbouwd met vele citaten. De
opleiding tot onderwijzer en het
principiele verweer tegen het neocalvinisme
dat hij als onderwijzer
met hulpakte voerde, komen
helder voor het voetlicht.
De schrijver heeft afgezien van
het plaatsen van „honderden
voetnoten.” Dit om de leesbaarheid
te behouden. Ik begrijp de
keuze, maar nu moet de lezer bij
een aantal essentiele citaten naar
de primaire bron daarvan gissen.
De schrijver heeft met behulp van
verbindende teksten en korte verklarende
inleidingen geprobeerd
dat probleem op te lossen. Dat is
voor een deel gelukt. De vaart is
in de regel in het verhaal gebleven.
Maar waarom geen selectie
van zeg vijf kernnoten aan het
einde van elk hoofdstuk? Er zijn
ook vandaag jongeren die graag
bronnen bestuderen. Om van
geinteresseerde ouderen nog maar
te zwijgen.
Het boek van Bolier is een
uitstekend middel om ds. Kersten
als mens, als organisator en als
mensenmens en prediker te leren
kennen. De vormgeving van een
gereformeerd kerkverband, het
bevorderen van de oprichting van
goede, christelijke scholen, de
zorg voor het kerkelijk blad De
Saambinder, de oprichting van de
SGP en zijn inzet voor een eigen
Theologische School te Rotterdam
maken dat onder meer duidelijk.
De prediking van ds. Kersten kan
benoemd worden met de woorden
„liefde, gunning en diepgang.” De
kern van zijn verkondiging luidde:
„Er is geen leven in Christus zonder
sterven aan onszelf. De Borg
wordt aangenomen met afgekapte
handen.”
Bolier wijst terecht op de treffende
typering die prof. dr. C.
Graafland van de prediking van
ds. Kersen heeft gegeven. „In zijn
prediking is een zekere mildheid
kenmerkend. Daarin overheersen
niet de in zijn dogmatiek geleerde
schema’s, maar de Evangelieverkondiging
die christologisch
gericht is en gepaard gaat met
een krachtige oproep tot geloof
en bekering en een passende
benadering van de twijfelende
en bekommerde mensen (…) In
zijn Schriftuurlijk-bevindelijke
prediking wijst Kersten zowel
het objectivisme als het subjectivisme
af. Geen eigen bevinding,
maar Gods Woord moet worden
gepreekt.”
De vruchten van het werk van
de Heilige Geest kwamen onder
meer openbaar bij avondmaalsvieringen.
In Rotterdam bediende
ds. Kersten met het heilig avondmaal
vijf tafels met elk zo’n dertig
avondmaalgangers. De tranen
liepen soms in dunne straaltjes,
zichtbaar in het lamplicht van
de kansel, over zijn wangen als
hij vertelde wat God door Woord
en Geest aan iemands ziel had
gedaan.
Ds. Kersten was een bewogen
prediker en men moest hem eigenlijk
horen preken. Dat maken
enkele forse citaten van ds. W. C.
Lamain vol woorden van waardering
voor zijn Rotterdamse collega
duidelijk. Het is spijtig dat in het
boek van Bolier een rechtstreekse
bronverwijzing naar ”Meer dan
overwinnaars” van ds. Kersten
ontbreekt. Men leert daaruit ds.
Kersten als prediker met een eigen
stijl naar mijn overtuiging het
beste kennen. Het gaat om gebundelde
meditaties uit De Saambinder
uit de jaren 1927-1929.
Hetzelfde geldt voor de twee
delen over ”De nachtgezichten
van Zacharia” die in de periode
1930-1935 in het kerkblad werden
gepubliceerd. Daarin kondigde hij
op grond van het Woord het oordeel
van God aan, dat samenleving
en kerk zou treffen vanwege de
volkszonden. Toen de Duitse
overheersing een feit was, beklemtoonde
hij dat onderwerping rust
gaf en wees hij alle verzet af.
Toen de Jodenvervolging zichtbaar
werd, wijzigde Kersten zijn
standpunt (eind 1941). De hele
visie op de oorlogsproblematiek in
bevindelijke kring komt bij Bolier
kort, bondig en voorzien van een
kritische beoordeling voor het
voetlicht. Bolier spreekt over een
aanvankelijk naieve houding, over
veelgemaakte interpretatiefouten
en over voorzichtige betrokkenheid
van ds. Kersten bij het verzet
door middel van financiele steun.
Ds. Kersten was ook voor algehele
weigering om deel te nemen aan
het Duitse plan voor het verlenen
van winterhulp, die de plaats van
de diaconie moest innemen.
De boeiende studie van Bolier
draagt bijna geen nieuwe feiten
aan in eigenlijke zin, maar brengt
wel alle bijzonderheden bijeen
die tot nu toe bekend waren,
geplaatst in de context van de tijd.
De auteur verwerkte de bestaande
en de meest recente literatuur
over ds. Kersten, aangevuld met
tal van overleveringen. Bolier
koos niet voor een chronologische
vertellijn, maar voor een thematische
benadering met behulp van
een tiental vlot geschreven, breed
opgezette teksten, korte zinnen en
tal van illustraties. De omslag is
een juweeltje. Een en ander maakt
het boek heel toegankelijk voor
jongeren en jongvolwassenen.
De gedeelten over leerstellige
problemen en kerkelijke conflicten
zijn met ingehouden adem
geschreven en hebben een samenbindende
strekking. Bolier geeft
een gematigd kritisch oordeel
over ds. Kersten en doet daarmee
op een eerlijke wijze recht aan zijn
persoon.