De auteur is universitair docent systematische
theologie vanwege het Hersteld Seminarie
aan de VU. Het boekje is de uitwerking
van een aantal preken die de auteur heeft
gehouden over Kolossenzen 3:1. In dit boekje wordt duidelijk
gemaakt wat het christelijke leven was en is vanuit de
opstanding van Christus. Dan gaat het om het functioneren
van het opstandingsleven en de vrucht ervan. De vraag wordt
behandeld hoe het zoeken van de dingen die boven zijn gestalte
krijgt in het leven. De eerste christenen beleefden het aardse
leven in het licht van dit hemelse koninkrijk.
In het begin van
de kerkgeschiedenis wordt dit treffend onder woorden gebracht
in de brief aan Diognetus. We citeren wat we lezen op blz.
91 “Ze wonen in hun eigen land, maar als vreemdelingen. Ze
delen in alles mee als burgers, maar hebben alles te lijden
als vreemdelingen. Elk vreemd land is hun vaderland en elk
land is hun vreemd. Ze trouwen als ieder ander. Ze krijgen
kinderen, maar ze leggen hun nageslacht niet te vondeling.
Ze delen hun tafel, maar niet hun bed. Ze leven ‘in het vlees’
maar niet ‘naar het vlees.’ Ze vertoeven op aarde, maar ze
zijn thuis in de hemel. Ze gehoorzamen de vastgestelde
wetten, maar in hun eigen leven overtreffen ze de wetten. Ze
houden van allen, maar ze worden door allen vervolgd. Ze
zijn onbekend, maar ze worden vermoord. Ze zijn arm, maar
ze maken velen rijk. Ze komen alles tekort, maar ze hebben
in alles overvloed. Ze worden onteerd, maar die ontering
strekt hun tot roem. Ze worden belasterd, maar ze worden
gerechtvaardigd. Ze worden gesmaad en ze zegenen. Ze
worden beledigd en ze bewijzen eer. Als ze goed doen, worden
ze gestraft als boosdoeners. Als ze gestraft worden, verheugen
ze zich alsof ze tot leven kwamen. Door de Joden worden
ze bestreden als vreemdelingen, door de Grieken worden ze
vervolgd. En die hen haten, kunnen toch geen reden voor
hun vijandschap opgeven.” Hieruit blijkt dat christenen echt
anders zijn dan ongelovigen. “Ze zijn anders gericht, ze hebben
een ander uitzicht, ze hebben een andere levenshouding, ze
leven naar andere principes, ze worden gekenmerkt door een
andere gezindheid.” (blz. 92). Christenen hebben een hemelse
levensstijl. Christenen weten van matigheid. Hun hemelse
gezindheid roept verzet en tegenstand op. We lezen op blz. 93
“Gods volk Israël had een diep besef dat Jezus niet van deze
aarde was. Alleen dat al riep tegenstand op. Het gaat hier om
vreemdelingenhaat die voortkomt uit vrees voor het vreemde,
xenofobie. Christenen zijn vreemdelingen op aarde, omdat ze
bij de hemel horen. Ze doen niet vreemd, ze gedragen zich niet
vreemd, maar de wereld om ons heen voelt haarscherp aan dat
we van een andere orde zijn. Dat brengt argwaan, afstand en
wantrouwen met zich mee” Christenen zijn de levende Bijbel
voor mensen die zelf nooit in de Bijbel lezen. Gods geboden zijn zichtbaar in hen. We lezen op blz. 94 “Onze nederigheid
confronteert de ongelovige met zijn of haar hoogmoed. Onze
onbaatzuchtigheid laat de zelfzucht zien. De rechtvaardigheid
van God in ons brengt het oneerlijke aan het licht en de
bewogenheid van Christus moet een ander wel beschuldigen
van onbewogenheid. Wie wil er worden aangeklaagd? Als we
een boete krijgen voor te hard rijden doen we al ons best om
eronderuit te komen en excuses te bedenken. Uiteindelijk is de
aanwezigheid van christenen voor ongelovigen onverdraaglijk.”
Vervolging of verdrukking is het gevolg in vele landen op de
wereld. Lijden wij mee met christenen die vervolgd worden?
Christenen beantwoorden haat met liefde. Christus en Zijn
Koninkrijk hebben een onbeweeglijke vastheid. In Christus
zijn Gods kinderen meer dan overwinnaars. We willen deze
bespreking van dit boekje besluiten met een vraag: Zijn wij door
genade al een vreemdeling geworden die door genade zoekt de
dingen die boven zijn? Is ons leven al een levende Bijbel voor
hen die nooit in de Bijbel lezen?