De bundel laat zich op een achternamiddag lezen, niet alleen vanwege de omvang, maar omdat de ene bijdrage nodigt om direct de volgende te lezen. Wat typerend is voor deze bundel is de nadruk die in alle verhalen –hoewel de een meer, de ander minder– valt op het geestelijk leven; soms weleens ten koste van de gewone alledaagse dingen van het leven. Opvallend zijn intussen de soms aanmerkelijke verschillen tussen de verhalen uit de kring van christelijke gereformeerden, hervormd-gereformeerden en de Gereformeerde Gemeenten.
Een verhaal dat mij trof, en dat ik ook zelf al kende, was dat van drs. Gert-Jan Segers over zijn vader Hans, die evangelist was voor de Gereformeerde Gemeenten in Leeuwarden. Hij schreef onder de titel ”Een gedreven, kwetsbare vader”. Enkele malen werd zijn vader voor de predikantsopleiding afgewezen door het curatorium van zijn kerk, „ondanks diepe overtuiging dat hij zou worden aangenomen.” Evangelist, dat mocht wel. Op zijn post in Leeuwarden heet hij zich „intens eenzaam” gevoeld. „Hij wist dat er gemeenten waren die heel kritisch stonden tegenover zijn werk.” De soms felle kritiek, ook uit zijn deputaatschap, raakte hem diep. Hij wist intussen met Calvijn: „Laat ik maar verteerd worden, als ik maar nuttig ben in Gods Koninkrijk.”
Twee verhalen waren voor mij heel herkenbaar, namelijk die over mijn vrienden ds. W(im) Chr. Hovius, ”Een irenische godvrezende vader”, en ds. E(vert) F(loris) Vergunst, ”Leerling van de Meester”. Ik citeer drs. P(iet) J. Vergunst over zijn vader: „Wij kregen de noodzaak van de vreze des Heeren mee, wat niet bij woorden bleef, maar wat werd voorgeleefd. Op de vreze des Heeren legde hij alle nadruk. Tegelijk zei hij: „In mijn ouderlijk huis werd de nadruk op het verbond gemist.” Bij de overgang van een gemeentelid naar een evangelische gemeente toonde hij iets strijdvaardigs, vooral om de waarde van het verbond te ontdekken. „Wat is de waarde van uw doop? Op die vraag komt er in de gemeente veel te weinig respons. Dat Gód met ons begonnen is, dat is en blijft het kardinale punt.”” Van ds. Vergunst staat overigens abusievelijk tweemaal een foto afgedrukt. De mooiste van de twee foto’s staat bij het verhaal van mr. L. Vogelaar over diens vader ds. L. Vogelaar (GG). Zo is hij postuum nog weer bijgezet bij de kring waaruit hij stamde.
C(hristiaan) T. Hovius vertelt over zijn vader: „Mijn vader had vele Bijbels en die lagen overal, uiteraard in zijn studeerkamer, maar ook in de keuken en in de auto, zowel in het dashboardkastje als in het portiersvak. Voorin stond met zijn kenmerkende handschrift geschreven: W. Chr. Hovius vdm. Van het Goddelijk Woord een dienaar. En een dienaar was mijn vader; hij was niet hoogmoedig, niet eerzuchtig; hij was bescheiden.” Een „boodschappenjongen.”
Van de overige zes bijdragen haal ik maar wat krenten uit de pap. Drs. B(arend) Florijn zegt over zijn oud gereformeerde vader B(arend) Florijn, oud-docent van de Driestar, dat de kerk voor hem geen kerkverband maar een „rekverband” was. En dat hij gewoon was de waarheid te zeggen „soms op een tamelijk vierkante wijze.” Aan het eind van zijn leven las hij nog veel, „vooral godsdienstig, want de mens gaat naar zijn eeuwig huis, (.) oudvaders en vooral zijn Bijbel, die vol strepen en aantekeningen stond.” Hij was geen man van „grote geloofszekerheid.”
Dr. R. Toes typeert zijn vader zoals ir. L. van der Waal, medebestuurslid van de scholengemeenschap Guido de Brès, hem typeerde, namelijk als „een bankier met bevindelijke mildheid.” Curieus te lezen hoe hij, zoon van ds. Toes, „de heer van de oud gereformeerden”, ooit in Stavenisse per fiets zijn beminde bezocht, waar de in het dorp gezaghebbende ouderling Potappel „een fel tegenstander van de fiets was”: „een kleine revolutie.” Hij voelde zich als oud gereformeerde „het meest verwant met de Hervormde Kerk.”
Ds. G. Hoogerland (GG) vertelt over zijn vader ds. A. Hoogerland (GG) dat die zich in Werkendam heet beijverd voor „een eigen school.” Maar ook hoe vader Psalm 103 las na de begrafenis van een dochtertje, dat door een gasontploing om het leven was gekomen.
Zo vertelt prof. dr. A. Baars (CGK) dat zijn opa, scheepsbouwer in Sliedrecht, in 1943, zittend op de bolder van een baggerbak, door een kogel uit een Engels vliegtuig in het hart werd geraakt. Zijn vader was zowel scheepsbouwer als „bouwer aan het schip van de kerk”, in Sliedrecht alsook in de bredere verbanden van de kerk.
Mr. L. Vogelaar vertelt hoe zijn vader ds. L. Vogelaar (beiden Laurens) „met vallen en opstaan” predikant is geweest. „Nooit vertelde hij met ophef over zijn bekering (.), ook sprak hij niet veel woorden over zijn roeping tot het ambt van predikant. Hij vertelde eens, dat hij kinderlijk eenvoudig tegen de Heere zei, toen het onmogelijk leek dat hij ooit dat werk zou kunnen gaan doen: „Heere, ik kan het toch ook niet helpen dat U mij Zelf geroepen hebt?””
En ten slotte: het verhaal over de vader van drs. W(im) Büdgen, dat op diens aangeven, zo bleek me bij navraag, is geschreven door diens broer Walter. Dit verhaal springt er wel uit. Vader had geen godsdienstige opvoeding genoten. Diens moeder sloot zich wel aan bij het Apostolisch Genootschap. Toch werd vader „een voorbeeld.” In de oorlog zat hij in het verzet en verborg hij een Joods meisje. Bij twee ooms van de Vergadering van Gelovigen deed hij geestelijke kennis op. De Afro-Amerikaanse zangeres Mahalia Jackson was thuis geliefd. Sport had een plaats in het gezin, ook „een tijdlang” de radio, met op 31 december de oudejaarsconference van Wim Kan. Via de Christelijke Gereformeerde Kerken kwam het gezin in de Gereformeerde Gemeenten. Vader liep een keer boos weg van een ledenvergadering van de gemeente „die bijeengeroepen was in verband met de haardracht van zijn dochter.” Maar uiteindelijk heet hij de gereformeerde gemeente van Westzaan „heel consciëntieus” als ouderling gediend.
Niet ieder zal, als hij/zij eerlijk wil zijn, een verhaal over vader kunnen of willen schrijven. Deze stukken zijn een toonbeeld van liefde en respect van zonen voor hun vader. Een bundel met grote variëteit, soms ook eerlijk waar het kwetsbaar was.