De dronken meneer Su, die in een riksja voorbijkwam, hoorde vreemde geluiden uit de tent komen. Hij vroeg aan de riksjabestuurder wat er aan de hand was. ‘Dat zijn die buitenlandse duivels die een of ander circus houden’, antwoordde de man.
Meneer Su wilde er het zijne van weten. Hij wandelde zwalkend de tent binnen en keek vol verbazing naar de buitenlandse vrouw die een soort doos aan het bespelen was. Vooraan nam hij plaats, om alles mee te krijgen van het vreemde circus.
Jonathan nam zijn Chinese Bijbel en las 1 Timotheüs 1:15. Hij begon zijn preek met uit te leggen wat een zondaar was. Dat maakte meneer Su eerst heel erg boos. Hoe bestond het dat die buitenlandse duivel al zijn zonden en fouten liet zien?
De uitnodiging kwam om je hand op te steken als je het met de preek eens was. Meneer Su keek rond, er vast van overtuigd dat alle handen omhoog zouden gaan. Maar er was niemand die zijn hand op stak. ‘De dwazen’, mompelde hij en hij stak wel zijn hand op. De volgende dag keerde hij terug naar de tent. Hij wilde het geheim van de Bijbeltekst leren kennen en hij gaf zijn goede salaris op om met de Goforths op reis te gaan. Uiteindelijk is hij evangelist geworden.
Het is een van de voorvallen uit de biografie van Jonathan Goforth (1859-1936). Vanaf zijn studententijd was het Jonathans verlangen om dienstbaar te zijn in Gods Koninkrijk. Eerst in Toronto, later in de Chinese provincie Henan. Onverminderd werkte hij door, zelfs als ziekte hem leek te vellen. Veel maakten zijn vrouw Rosalind en hij mee, meerdere kinderen moesten ze begraven in China. Tegelijkertijd was de periode in China er een van grote oogst: velen mochten komen tot de kennis van de Zaligmaker.
Een boek dat je het liefst in een adem uitleest!