Zijn vrouw Rosalind vertelt over zijn jonge jaren. Zijn vader bezorgde hem een boerderij in Canada, maar zijn roeping lag elders. Al tijdens zijn studie aan het Knox-college zien we opmerkelijke voorbeelden van vrucht op zijn bediening en toonbeelden van geloof. Het is ook treffend om te zien hoe een opwekking op Knox-college ertoe leidt dat meer dan dertig studenten een plaats krijgen in de
zending. Uiteindelijk komt Jonathan via Hudson Taylor in China terecht. De jaren 1888-1934 werken ze in de provincie Henan. De wonderen stapelen zich op. Terwijl Jonathan niet uitblinkt in taalgevoeligheid geeft de Heere hem het vermogen om zich in de Chinese taal duidelijk uit te kunnen drukken. Met ingehouden spanning heb ik gelezen over het verlies van kinderen in den vreemde. De vreemde omgeving maakt het verlies nog schrijnender en pijnlijker. Maar Gods genade geeft het echtpaar Goforth kracht en verwachting. Als Rosalind een woonomgeving zoekt zonder besmettingsgevaar is Jonathan er zeker van dat de veiligheid voor hun kinderen niet afhankelijk is van een bepaalde woonplaats, maar dat ze alleen in God veilig zijn. De beproevingen zijn talloos. Ze maken de zwaarste hongersnood in de geschiedenis van China mee, waarbij zeker 500.000 mensen zijn omgekomen. Keer op keer moeten ze verhuizen en raken ze hun bezittingen kwijt. Ze raken bij de Bokseropstand betrokken, waarbij alle buitenlanders ten dode gedoemd zijn. Ze worden aangevallen door een menigte van Chinezen, terwijl moslims hen te hulp snellen, omdat ze in dezelfde God zouden geloven. Ze hebben als gezin te maken met diepgeworteld wantrouwen. Wat te denken als je medische ‘successen’ worden toegeschreven aan de veronderstelling dat je daarvoor de organen van kinderen gebruikt… Ik ben ook diep onder de indruk van de preekkracht van Goforth. Soms preekte hij acht uur op een dag aan één stuk. De vrucht blijft niet uit. We lezen over 960 soldaten die zich op één dag laten dopen, over een reis waarop 3000 mensen geraakt zijn door het Evangelie. Het geheim hiervan is de kracht van het gebed. In dit verband vertelt Jonathan over een zendeling uit Afrika die onverwacht in zijn thuisgemeente komt en begrijpt waarom hij als zendeling ‘mislukt’ is. Als hij een plaats achter in een dienst in zijn thuisgemeente zoekt, hoort hij de gebeden, die alle kracht en verwachting voor het zendingswerk missen. Jonathan blijkt geestelijk en theologisch verwant te zijn met Finney en Keswick. Vanuit gereformeerd perspectief is er op deze bewegingen wel iets af te dingen. Maar ik maak graag een onderscheid tussen persoon en theologie. Diepe godsvrucht heeft soms een niet-gereformeerde verpakking, terwijl gereformeerde verpakkingen geen garantie zijn voor godsvrucht. Zo werpt deze indringende biografie ons terug op de levende God, opdat onze hoop op Hem alleen zij.