Door Hendrik-Jan Colijn in Reformatorisch Dagblad op 01-02-2019
„Hoe moet je contact leggen, hoe spreek je hen aan?” Een zin uit het voorwoord van ”Onder de aandacht”. Predikanten uit verschillende kerken behandelen in dit boekje de zorg voor mensen met een beperking in de gemeente.
Aanleiding voor de uitgave van ”Onder de aandacht” was een lezing die ds. P. Vernooij, predikant van de hervormde gemeente te Lekkerkerk, tijdens de Haamstedeconferentie van 2017 over dit thema in Elspeet hield.
Ds. Vernooij geeft in dit boekje een overzicht van de zorg voor mensen met een beperking door de eeuwen heen. Het
is mooi dat juist een predikant rond 1850 baanbrekend werk heeft verricht voor verstandelijk gehandicapten. Hij was zijn
tijd ver vooruit met het oprichten van een school met een hedendaags(!) principe: ”Ieder kind kan wel iets leren”.
Na de historische intro schetst ds. Vernooij aan de hand van een aantal voorbeelden een Bijbelse lijn voor het omgaan met
mensen met een beperking. Zo staat in de mozaïsche wetten een aanwijzing voor het omgaan met mensen met een auditieve beperking: „Gij zult den dove niet vloeken…” (Leviticus 19:14). Hoewel minder bekend bevatten ook de psalmen op dit punt een rijke inhoud, zoals Psalm 146, waar de dichter zingt: „Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft… De Heere opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen op…” Daarnaast blijkt ook in de profetieën het belang van de zorg voor kreupelen, stommen en blinden.
Het Nieuwe Testament staat vol van voorbeelden van de zorg voor onze medemens met een beperking. Uit de daden van de Heere Jezus blijkt dat Hij het kleine ziet en dat zij die als niet-belangrijk gezien werden van belang blijken te zijn (Mattheüs 18). Hij geeft ons echter ook onderwijs in ons denken over mensen met een beperking: „Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders.” Hiermee rekent de Heere af met de opvatting dat er een oorzakelijk verband ligt tussen een zondige daad en een ziekte of beperking. Dit hoofdstuk sluit af met een treffende zin: „Wie zichzelf leert zien zoals God hem ziet, zal zich op geen enkele wijze boven anderen kunnen verheffen.”
Vanuit Galaten 6 geeft ds. G. H. Vlijm een aantal Bijbelse lijnen voor de omgang met mensen met een beperking in de christelijke gemeente. Daarbij geeft hij aan dat oog hebben voor de ander om actie vraagt. Met praktijkvoorbeelden maakt hij duidelijk hoe we dit wel en niet moeten doen. Nadenken over de ‘inhoud’ van de beperking en hoe we mensen met een beperking een plaats in de gemeente kunnen geven is daarbij cruciaal. In drie hoofdstukken geven ds. J. Joppe,
ds. D. W. Tuinier en ds. C. J. Droger praktische handvatten en adviezen (zowel valkuilen als vuistregels) voor het contact met (familieleden van) respectievelijk mensen met een verstandelijke beperking, een lichamelijke beperking en autisme. Voor de Heere staat geen beperking in de weg. Waar wij mensen denken geen contact te hebben, kan de Heere werken. Aan het eind van het hoofdstuk over omgang met mensen met een lichamelijke beperking wordt aandacht gevraagd voor de tekst: „En Jezus hun geloof ziende.” Daarbij wordt gewezen op de waarde van het hebben van échte vrienden, christenen, in woord en daad; lastdragers, die mensen met een beperking (in het gebed) bij de Heere brengen.
De scribenten verlevendigen hun bijdragen met praktijkvoorbeelden en geven concrete adviezen over het omgaan met
mensen met een beperking binnen de kerkelijke gemeente. Hierdoor is het boekje voor mensen die al betrokken zijn bij de
doelgroepen goed om een en ander op te scherpen. Voor nieuwe ambtsdragers is het een heldere kennismaking met mensen met een beperking.
ds. P. Vernooij, ds. C.J. Droger, ds. J. Joppe, ds. D.W. Tuinier, ds. G.H. Vlijm
vanaf 799
Deze website maakt gebruik van cookies die noodzakelijk zijn voor de juiste werking van de site. Voor het meten van bezoekgegevens wordt gebruik gemaakt van geanonimiseerde analytische cookies. Meer info