Over deze en andere vragen schreef dr. Jaco van der Knijff, muziekredacteur bij het Reformatorisch Dagblad en docent liturgiek aan de TUA, een helder en instructief boekje onder de titel ‘Ons psalmboek – Achtergronden en gebruik van het kerkboek van 1773’.
Allereerst geeft de auteur een beknopte historische schets van de psalmberijmingen die aan die van 1773 zijn voorafgaan. In de Middeleeuwen reciteerden de monniken in het Latijn het psalter. De reformatoren wilden dat de gemeente zelf de psalmen op de lippen zou nemen en dat in haar eigen taal. Deze grondovertuiging gaf een geweldige impuls aan de gemeentezang. Op initiatief van Calvijn verscheen een Franstalig psalmboek dat door Datheen werd overgezet in het Nederlands. Midden 18de eeuw werd de roep om een nieuwe berijming steeds luider. De Staten-Generaal besloten toen dat er een nieuw psalmboek moest komen. Dit leidde tot de berijming van 1773, die daarom wel gekarakteriseerd is als een ‘staatsberijming’. Ze is samengesteld uit een drietal andere berijmingen, die van Hendrik Ghysen, die van het remonstrantse gezelschap ‘Laus Deo, salus populo’ en die van Johannes Eusebius Voet.
Niet alleen aan de wordingsgeschiedenis van het psalmboek besteedt Van der Knijff aandacht. Ook allerlei aspecten die de inhoud raken, belicht hij. Hij maakt de achtergrond duidelijk van de ‘halve versjes’ aan het eind van sommige psalmen, hoe de voorzang van Psalm 18 is ontstaan en waar het woord ‘Pauze’ dat je in sommige psalmen tussen de verzen aantreft, vandaan komt. Voorts schetst hij hoe de belijdenisgeschriften een plaats in ons psalmboek hebben gekregen, alsook de verschillende formulieren, de gebeden, de Ziekentroost en het Kort Begrip. Al met al krijgt u in kort bestek een helder doorkijkje in het ontstaan van de diverse onderdelen van ons psalmboek. In de laatste alinea schrijft hij: ‘Ons psalmboek verbindt ons niet alleen met medegelovigen van vroeger en nu. Maar het wil natuurlijk vooral verbinden met God Zelf.’ Zeker. Van harte Amen. Maar, zo voeg ik er vragenderwijs aan toe, toch ook met Israël en vooral met de grote Zoon van Israël, Die als geen ander leefde uit de psalmen en in Wie de psalmen tot volle vervulling zijn gekomen? Geeft dat aan het zingen ervan niet des te meer rijkdom, diepte en ernst?
Ten slotte, in sommige wetenschappelijke publicaties kom je de gedachte tegen dat de term ‘Drie Formulieren van Enigheid’ gesmeed zou zijn door Abraham Kuyper. Dat is onjuist. De uitdrukking komen we namelijk al tegen in de officiële verklaring die de psalmberijming van 1773 vergezelt. Toen Kuyper nog lang niet geboren was, verklaarden de samenstellers al plechtig dat niets in deze nieuwe berijming afwijkt van wat in de ‘Drie Formulieren van Eenigheid’ (ze worden met name genoemd) is aangenomen door de ‘Nederlandsche Hervormde Kerke’ (blz. 85). Kuyper wijzigde dit overigens ruim een eeuw later in ‘de Gereformeerde Kerken dezer landen’. Dat werpt ook licht over nog iets anders. In de 19de eeuw ontstond discussie over de vraag of tot de ‘aangenomen leer’ van de Nederlandse Hervormde Kerk ook de Dordtse Leerregels behoorden. Voorstanders van Samen op Weg hebben die discussie rond 2004 met een zekere gretigheid naar voren gehaald. Uit de voorrede op de berijming van 1773 blijkt echter dat dit in 1773 zowel voor kerk als overheid in ieder geval een uitgemaakte zaak was.
Waarvan akte! Al met al een lezenswaardig boekje. Van harte aanbevolen.