Als je even googlet op ‘rentmeesterschap, duurzaamheid en christen’, kom je ongetwijfeld al snel uit bij Gods opdracht om de aarde te bouwen en te bewaren (Gen. 2: 15); het argument van veel christenen voor het nastreven van duurzaamheid. Toch ligt het onderwerp vrij gevoelig en lijkt het alsof juist christenen nog niet zo overtuigd zijn van de noodzaak van en de plicht tot een duurzame leefstijl. <br>
In het boek Oog voor de schepping: De opdracht duurzaam om te gaan met de aarde snijdt dr. Massink het onderwerp duurzaamheid aan. Dr. Massink heeft theologie en filosofie gestudeerd en in zijn promotie richtte hij zich in het bijzonder op duurzaamheid. Vorig jaar gaf hij een lezing op DC met de titel ‘de aarde heeft Hij den mensenkinderen gegeven’.
Na een inleiding (hoofdstuk 1) en enkele interviews met verschillende voorstanders van duurzaamheid (waaronder een biologisch melkveehouder en een huisvrouw), gaat dr. Massink in op de Bijbelse motieven voor duurzaamheid (hoofdstuk 2). Het paradijs en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn niet een absoluut referentiepunt voor het milieubeleid, aangezien we te weinig kennis hebben van de situatie in de hof van Eden om hier richtlijnen aan te ontlenen en omdat de nieuwe aarde in zeer sterke mate zal verschillen van de huidige aarde. Voor onze grondhouding moeten we daarom primair kijken naar de manier waarop God met de aarde omgaat, Die de aarde heeft geschapen en nog steeds met zorg onderhoudt. Wie God wil dienen, “wil dienend en helend in relaties staan, ook tot de dieren, de natuur en de fysieke realiteit” (62).
In hoofdstuk 3 bespreekt de auteur op mondiaal, Europees en nationaal niveau op welke manier de schepping wordt aangetast. Aan de hand van een artikel van Rockström en collega’s (een artikel waarin beschreven wordt op welke punten de draagkracht van de aarde overschreden is) beschrijft dr. Massink negen verschillende problemen met betrekking tot de grenzen van de planeet. Niet alleen klimaatverandering, maar ook, onder andere, het verlies aan biodiversiteit, de afbraak van de stratosfeer en de verzuring van de oceaan blijken verstrekkende gevolgen te hebben. Hoewel de EU en Nederland beide een goed klimaat- en energiebeleid hebben, zijn er nog wel verschillende aandachtspunten (o.a. effecten van Nederlandse consumptie en productie op het buitenland).
Tot slot bespreekt dr. Massink op praktische wijze de vraag hoe wij kunnen bijdragen aan een duurzamere wereld (hoofdstuk 4). Omdat de ecologische voetafdruk van de gemiddelde Nederlander te groot is, moet er gekeken worden naar het verkleinen van onze voetafdruk door een andere leefstijl. Dit is mogelijk door, onder andere, energiezuinig te leven, onze CO2-uitstoot te verkleinen, onze vleesconsumptie te verminderen en bij de aankoop van een product in overweging te nemen of het product dat we willen kopen nodig, duurzaam en fair trade is. De auteur realiseert zich echter ook dat individuele consumenten de wereld niet veranderen en moedigt ons dan ook aan om te kiezen voor duurzame bedrijven door de aankoop van duurzame producten en om invloed uit te oefenen via organisaties en politieke partijen die staan voor duurzaamheid.
Het boek vormt een grondige doordenking van het onderwerp duurzaamheid én biedt daarnaast veel praktische handvatten voor het verkleinen van je eigen voetafdruk. Hoewel er in een zodanig goede publicatie meer aandacht besteed had mogen worden aan de interpunctie en de coherentie binnen en de opbouw van alinea’s, is het absoluut een aanrader om dit te lezen. Het boek is goed onderbouwd, heeft een duidelijke structuur en is overzichtelijk en dat maakt het uitermate interessant en fijn om te lezen!
“De schepping verwijst naar een Schepper. Als we daar iets meer oog voor krijgen, heeft de schrijver zijn doel bereikt” (17).