Afgelopen zomer publiceerde het Reformatorisch Dagblad een overzicht van reacties uit de gereformeerde gezindte op het rapport van de Club van Rome in 1972. Het spraakmakende rapport zou de geschiedenis ingaan als een mijlpaal in het denken over de milieuproblematiek.
Opvallend was dat de scribenten van de kerkelijke pers zonder uitzondering opriepen tot bezinning. Ze leverden ongezouten kritiek op de „hang naar luxe” en riepen op tot een terugkeer naar een duurzame levensstijl – ook al was die term nog niet ingeburgerd. „Soberheid, het lijkt wel of men zich daarvoor schaamt.” En, ook opmerkelijk, in geen van de reacties werd gepoogd de indringende boodschap weg te schrijven als ”links activisme”.
Het is interessant om tegen deze achtergrond het boek ”Oog voor de schepping” van Henk Massink te lezen. Massink richt zich expliciet tot de gereformeerde gezindte en moet opboksen tegen het vooroordeel dat aandacht vragen voor duurzaamheid gelijk staat aan ”links idealisme”. In de ondertitel van zijn publicatie legt hij meteen zijn kaarten op tafel: ”De opdracht duurzaam om te gaan met de aarde”.
De vraag hoe om te gaan met Gods schepping is naar eigen zeggen een rode draad in Massinks leven. Hij studeerde theologie (Leiden) en filosofie (Amsterdam), is oudmedewerker van het wetenschappelijk instituut van de SGP en nu werkzaam op het ministerie van Buitenlandse Zaken. In 2013 promoveerde hij op de studie ”Blijvend thuis op aarde?”, een filosofische analyse van het begrip duurzaamheid.
In ”Oog voor de schepping” kiest Massink voor een brede visie op duurzaamheid, waarbij sprake is van een ideaal evenwicht tussen ecologische, economische én sociale zaken, zodat ook de relatie met het armoedevraagstuk aan bod komt. „Wat ik beoog is bewustwording. Pas als we ons goed verdiepen in de ernst van een probleem zijn we geneigd er iets aan te doen.” Na een inleidende beschouwing geeft Massink in het tweede hoofdstuk een verkenning van de Bijbelse motieven voor duurzaamheid. In plaats van het zoeken naar een „paradijselijke blauwdruk voor het milieu- en natuurbeleid”, oriënteert hij zich liever op Gods eigen blijvende zorg voor onze planeet. „De aarde is eigendom van een drie-enig God, Die deze aarde gemaakt heeft en er met alle zorg op betrokken blijft, ook na de zondeval.”
In hoofdstuk 3 volgt een schets van de ”onduurzame” actuele situatie, wereldwijd, in Europa en in Nederland. Over de klimaatverandering, de teloorgang van de biodiversiteit, over chemische vervuiling (bijvoorbeeld de tienduizenden kilo’s plastic die dagelijks (!) aanspoelen op de stranden van Indonesië) of de luchtverontreiniging (met jaarlijks 3 miljoen doden tot gevolg). „Als we zouden willen kunnen we als mensheid de milieudruk gemakkelijk verminderen door andere keuzes te maken”, schrijft Massink in het laatste hoofdstuk, waarin hij de lezer dicht op de huid komt, met allerlei praktische tips op het gebied van wonen, reizen, eten, kleding, de aanschaf van spullen etc. In essentie klinken hier dezelfde tonen als na het rapport van de Club van Rome. Je mag van harte hopen dat ze ditmaal niet aan dovemansoren zijn gericht.
Om te onderstrepen dat het hem om duurzaamheid in het dagelijks leven te doen is, heeft Massink beknopte interviews opgenomen met mensen die daar op grond van hun christelijke levensvisie ernst mee maken, onder wie een directeur van een scholengemeenschap, een melkveehouder en een leverancier van ledverlichting. Een van hen, architect Albert Luijk, zegt: „Laat je niet verlammen door de gedachte dat je een van de weinigen bent die aan duurzaamheid doen of dat de daden van individuen te weinig uitwerken. Het is een opdracht en dat vraagt gehoorzaamheid aan onze Schepper, met vreugde, want het is telkens weer een prachtige uitdaging en een goed doel.”
Ook Trudy Vuik wordt geïnterviewd, een ‘groene’ moeder van zeven kinderen, die kleding koopt in kringloopwinkels en bij wie de pot uitsluitend seizoensgroenten schaft. Ze gaf vorig jaar een gastles over haar duurzame levensstijl op een reformatorische school. „De leerlingen vonden mijn verhaal best wel vreemd.” Er is dus nog een wereld te winnen. Maar ze blijft opgewekt. „Misschien dat ze later nog eens op een andere manier terugkijken op deze les. Ik kan het hun niet opleggen, het is een kwestie van overtuiging.”
Massink schreef een urgent boek. De kracht van zijn betoog zit in de heldere, haast onderkoelde presentatie van veel relevante informatie. Alles staat in het kader van de oproep tot een leven in tevredenheid. „Calvinisten gelden wel als sobere matige mensen. Misschien waren ze dat ooit ook wel. Maar zijn ze dat nu nog?” De motivatie voor een matig consumptiepatroon bestaat uit het besef dat God voor ons wil zorgen. „Wie zich dat realiseert, hoeft niet meer te graaien.” Dat geldt zowel voor ”links” als voor ”rechts”. Mocht er een tweede druk komen, wat ik Massink toewens, dan moet een eindredacteur nog even kijken naar de pagina’s 10 en 13, waar een vrijwel identieke alinea staat.