Vooral in de rechterflank van de gereformeerde gezindte is dit boek een standaardwerk geworden, ook al is er in de loop der tijd op diverse onderdelen (al of niet terecht) kritiek geleverd. Het blijft echter een belangrijk dogmatisch werk met een bevindelijke inslag.
We zijn dan ook verblijd met de degelijke hertaling, die door Jasper J. Stam uit Kampen is uitgevoerd. Stam heeft er ruim vijf jaar over gedaan. Het derde en laatste deel is onlangs bij uitgeverij De Banier verschenen. De eventuele taalbarrière is voor de (jonge) lezer nu in ieder geval weggenomen. Ook heeft de hertaler in voetnoten verklarende aantekeningen verwerkt. De stijl van Á Brakel is zo veel mogelijk gehandhaafd. Aanvankelijk was het niet de bedoeling dit derde deel te hertalen. Dat heeft te maken met de uitleg van ‘vader Brakel’ van de Openbaring van Johannes. Hoewel daarin zeer behartigenswaardige verklaringen staan, vinden veel theologen Brakels exegese hier en daar op z’n minst dubieus. Ook zou er niet veel behoefte zijn aan een hertaling van dit deel. De uitgever is echter van zijn oorspronkelijke voornemen teruggekomen, nadat van diverse kanten erop aangedrongen was om geen ‘amputatie’ toe te passen. Brakel zelf heeft zijn werk destijds als één geheel willen presenteren. Het ene deel kan
niet zonder het andere. Welnu, we hebben dus nu toch weer een complete Brakel.
In het eerste deel van de ”Redelijke Godsdienst” heeft de auteur geschreven over het genadeverbond als geschenk van God en in het tweede deel over de wijze waarop de gelovigen uit dat genadeverbond leven. In het derde deel behandelt hij de verschillende gestalten die dit genadeverbond heeft gehad in de loop der eeuwen. Zo valt dit derde deel weer in drie delen uiteen: het genadeverbond onder het Oude Testament, het genadeverbond onder het Nieuwe Testament en het genadeverbond in de na-Bijbelse tijd. En in dit laatste gedeelte valt de verklaring van de Openbaring van Johannes, hetgeen Á Brakel beschouwt als een chronologische weergave van alle toekomstige gebeurtenissen.
Daarbij is hij soms zeer stellig in het leggen van verbindingen tussen de visioenen van Johannes en de loop van de
geschiedenis. De kanttekeningen op de Statenvertaling zijn bij het boek Openbaring voorzichtiger en noemen vaak ook diverse mogelijkheden. Voor Á Brakel is er één grote vijand van de Kerk: de paus! Overigens gebeurde het in zijn tijd vaak dat men de antichrist aan de paus gelijkstelde, maar Wilhelmus gaat nog iets verder. Ook het beest uit de zee en het beest uit de aarde en de hoer van Babylon ziet hij als verschijningsvormen van de paus.
Verder verwacht Á Brakel, voorafgaande aan Christus’ wederkomst, een duizendjarige bloeitijd voor de Kerk. Zal dat zo’n rijk gezegende tijd zijn dat de aarde als vanzelf overvloed zal voortbrengen en dat alle mensen rijk zijn? We laten ten slotte Á Brakel zelf nog aan het woord (in de hertaling): ‘Mensen die denken aan aardse macht en natuurlijke schoonheid, zouden zich bedrogen voelen als ze die tijd beleefden. Wie echter met een door de Geest geleid hart en oog kijkt, zal het heerlijke van die tijd inzien. Denk eens aan de bekering van de Joden, de toetreding van vele heidenen tot de Kerk, de uitgestrektheid van Jezus’ koninkrijk op aarde, de rijke werking van de Heilige Geest, de rechtvaardige regering door de overheden, de vele natuurlijke zegeningen, de merkbare tegenwoordigheid van God in de Kerk, de zegen en blijdschap die Hij schenkt, alsook de grote mate aan kennis, liefde, vrede en heiligheid die daar aanwezig is! Sta ook eens stil bij de vrijheid die de Kerk dan heeft, omdat ze een eigen regering voert en niet meer te lijden heeft onder inmenging van buitenaf! Wie dit alles met een geestelijk gezind hart op zich laat inwerken, zal ernaar verlangen met alles wat in hem is. O, wanneer zal die tijd aanbreken!’