Vanuit jarenlange ervaring als psychotherapeut en vanuit ambtelijke ervaring als ouderling in Wageningen, verscheen van de hand van broeder P. Eikelboom, nu directeur van het zendingsbureau, kortgeleden een uitermate interessant boekje over ”Schuld en vergeving”. Iedereen die met deze problematiek worstelt, maar ook ambtsdragers en hulpverleners, wil ik
dit boekje hartelijk aanbevelen.
Het begint met een leerzame inleiding over algemene begrippen als schuld, schaamte en bedrog. Daarna richt het boekje zich verder vooral op vergeving. Vergeving wil zeggen dat
iemand die benadeeld is, een ander het onrecht en de schuld niet meer aanrekent. De schuld wordt vereffend en kwijtgescholden. Daardoor kan een relatie hersteld worden, zij het dat die vaak anders zal zijn dan voorheen.
Aan de orde komt hoe de Bijbel schrijft over vergeving. De Bijbel roept op tot het afzien van wraak en tot het liefhebben van de naaste. De Heere Jezus leerde Zijn discipelen te
bidden ‘vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’.
Er volgt een inkijkje in de kerkgeschiedenis. Ursinus en Calvijn benadrukken het belang van vergevingsbereidheid.
Voetius voegt daar heel praktisch aan toe ‘middelen tot verzoening’, zoals: erkennen en belijden van zonde en genoegdoening in woord en daad (herstel van aangerichte schade).
Uit de genoemde vergevingsgezindheid kan vergeving voortvloeien. Maar bij belijdenis van zonde hoort wel oprecht berouw en een vraag om vergeving. Daarbij zijn er bijzondere
situaties. Op erge zonden, als moord en bepaalde vormen van verkrachting, stond vroeger in de Bijbel de doodstraf. In zulke gevallen kan een slachtoffer niet moreel gedwongen worden
tot contact of vergevingsgezindheid. Zeker als er sprake is (zoals in de genoemde
voorbeelden) van aantasting van menselijke integriteit, is zorgvuldigheid en voorzichtigheid geboden. In zulke gevallen kan vergeving echt niet geëist worden. De weg naar vergeving kan vrijgemaakt worden door oprechte boetvaardigheid (wat onder anderen blijkt uit een oprecht besef van de schade die men bij anderen heeft aangericht), en door een respectvolle en afwachtende houding, zonder enige vorm (opnieuw) van dwang of respectloos overschrijden van de grenzen van het slachtoffer. Belijdenis aan een kerkenraad is goed, maar niet voldoende.
Wie zich verder wil bezinnen op deze problematiek, doet er goed aan dit boekje zelf te lezen. Vooral vragen rond schuld en vergeving bij seksueel misbruik komen aan de orde. Waarbij het boekje niet alleen theoretisch onderbouwt, maar vooral ook heel praktisch
oog heeft voor de moeizame en langdurige weg waarin slachtoffers ruimte kunnen krijgen om te mogen vergeven.