Ik herinner me nog goed dat wij als studenten in de theologie enkele decennia geleden, tijdens een ontmoeting met dominee Van Heyst, dit werkje ter sprake brachten: zou het niet zinnig zijn dit te vertalen? Het is er niet van gekomen. Duidelijk is dat de preek die ons destijds aansprak, vele jaren later op Arthur Alderliesten zoveel indruk heeft gemaakt, dat hij haar opnieuw uitgaf.
Het boekje Stervenskunst bij Luther bevat niet alleen een vertaling van het geschrift van Luther. In het boek geeft de heer Alderliesten onder meer een historisch exposé over de zogenaamde ars moriendi (de stervenskunst) in de Middeleeuwen. Daarin maakt hij duidelijk dat boekjes over het sterven in de Middeleeuwen uit de nood geboren werden: bij epidemieën waren er ‘onvoldoende priesters om alle stervenden te kunnen bedienen, waardoor de hulp werd ingeschakeld van kloosterlingen en zelfs van leken.’ Boekjes over stervenskunst, die voor priesters in het latijn waren geschreven, werden nu overgezet in de volkstaal. Aan het eind van de Middeleeuwen waren er tal van ars moriendi-boekjes in omloop; na de uitvinding van de boekdrukkunst behoorden ze zelfs tot de meest gedrukte boekjes. Luther sloot zich bij deze traditie aan. Zijn preek echter over het sterven onderscheidde zich van de andere doordat hij zich niet richtte tot degenen die de stervende begeleidde, maar tot de zieke, die de dood voor ogen had, zèlf.
Arthur Alderliesten gaat in een van de hoofdstukken in op ziekte en dood in Luthers persoonlijke biografie. Hij geeft een opsomming van kwalen waaraan Luther vanaf ongeveer 1520 (hij was toen tegen de veertig) heeft geleden. Het is teveel om op te noemen. Het mag een wonder heten dat hij de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt. Wat een leed heeft deze man gekend! Nog verwonderlijker is het dat Luther tot op het laatst in zijn preken zo levendig en fris is gebleven. En vooral: in het licht van zijn vele kwalen worden zijn preken, gezangen en brieven waarin hij zich uit over de dood nog aansprekender: ze kenmerken zich door troost en uitzicht. Er klinkt zelfs een grote mate van opgeruimdheid in door.
Arthur Alderliesten heeft enkele van zijn gezangen en brieven in zijn boekje opgenomen. Ronduit ontroerend zijn de brieven die Luther schreef na het sterven van zijn vader en van één van zijn dochtertjes. Het tekent de sfeer in ‘huize Luther’. Het tekent ook Luther zelf, die en een echt gelovige en een echt mens was. Ik haal een fragment aan uit een brief die hij (in september 1942) schreef nadat Magdalena was overleden: ‘ik denk dat je wel gehoord zult hebben dat mijn allerliefste dochtertje Magdalena is wedergeboren tot het eeuwige Rijk van Christus. En hoewel mijn vrouw en ik alleen maar behoorden te danken, en blij moesten zijn vanwege dit gelukkige einde en zalige sterven, waardoor ze de macht van het vlees, van de wereld, van de Turk en van de duivel is ontkomen – is toch de kracht van de tedere gevoelens van ouders zó groot, dat zij dit niet kunnen zonder te snikken, zonder van harte te zuchten en het allerdiepste zielsverdriet te ervaren. (…) Je weet dat zij zo’n mild, zacht, vriendelijk karakter had. Geloof zij de Here Jezus Christus die haar geroepen, verkoren en verheerlijkt heeft. O, mochten mij en ons allen zo’n sterven, ja zo’n leven ten deel vallen …’
Ook het bekende lied ‘Midden in het leven zijn wij door de dood omvangen’ nam Arthur Alderliesten op in dit werk. Luther voegde aan het bestaande lied twee verzen toe en veranderde de strekking ervan. Zijn bewerking laat zien dat hij op precies het tegenovergestelde dan het bestaande lied de nadruk legt, iets wat hij in zijn preken ook letterlijk uitsprak: ‘Midden in de dood zijn wij door het leven omgeven.’
Daarmee is ook de strekking van Luthers preek over de voorbereiding op het sterven onder woorden gebracht. Het eigene ervan ligt in wat Luther de stervende meegeeft: Kijk vooral niet naar de dood, laat de dood u niet teveel bezighouden; kijk evenmin naar de zonde, de hel of het oordeel. Ban de gedachten daaraan uit. Het merkwaardige is dat Luther zijn lezers voorhoudt om vooral tijdens hun leven vaak te denken aan de dood (om er zich op voor te bereidden), maar om dat bij het sterven niet te doen! Laat een stervende kijken naar Christus, en zien hoe de dood, het oordeel en de zonde door Hem verslonden zijn. Ze zijn verslonden doordat Christus aan het kruis op zijn Vader vertrouwde. Treffend is hoe Luther er de nadruk op legt dat wij in het sterven niet alléén zijn. Het Woord en het sacrament (het Heilig Avondmaal) laten zien dat God zelf, Vader, Zoon en Heilige Geest, maar ook de engelen en alle heiligen de stervende omringen en steunen.
Aan het slot van het boek wijdt de auteur een hoofdstuk aan de betekenis van Luthers boekje in de discussie van het zogenaamde ‘voltooide leven’.
Ik juich het verschijnen van dit boekje zeer toe. Niet alleen omdat het in de discussie rondom ‘voltooid leven’ zijn nut kan bewijzen, maar vooral omdat het tegemoet komt aan een pastorale behoefte. Ik ben ervan overtuigd dat het boekje voor veel christenen die tobben met de vragen rond het sterven, van grote betekenis kan zijn. Voor hen heeft Luther het geschreven.