Als belangrijkste oorzaak wijst hij op de prediking in zijn dagen en zet ons daarmee voor een spiegel in onze dagen, als hij schrijft: ‘Dat er van zo’n geestelijke armoede sprake is – op de preekstoel, op het podium, in de pers en in de sociale omgang van christenen – valt niet te betwijfelen; de vraag is alleen: op welke oorzaak moeten wij dit terugvoeren? Wij antwoorden zonder aarzeling: op een gebrekkige theologie, op een valse leer, op lage en oppervlakkige ideeën over Gods geopenbaarde waarheid. Geestelijk verval volgt altijd op de afwijking van de zuiverheid van het geloof. (…) Gebeurt het niet vandaag de dag dat sommigen de Schriftuurlijke en heilige leerstukken der genade schandelijk achterhouden en anderen deze jammerlijk onderwaarderen? De leerstukken van Gods eeuwige liefde tot Zijn volk, Zijn soevereine genade in hun verkiezing, de onweerstaanbare kracht van de Geest in hun roeping, de vrije rechtvaardiging van hun persoon door de toegerekende gerechtigheid van Christus en de volledige wegneming van hun zonden door Zijn verzoenend bloed, de heilige verplichting om ‘matig, rechtvaardig en godzalig in deze tegenwoordige wereld te leven’ en de zekerheid van hun uiteindelijke verheerlijking in de toekomende wereld – zijn dit geen door God geopenbaarde waarheden die op dit moment door het gros van de christelijke belijders en predikers van de preekstoel geweerd en uit ons land verbannen worden? Worden ze niet gezien als iets verachtelijks en ouderwets?’ Genoeg stof tot verootmoediging en (dagelijkse) bekering voor predikers, ouderlingen, diakenen, gemeenteleden en Gods kinderen.