Onze broeder schrijft in het Voorwoord dat hij deze preken mocht houden met innerlijk vermaak. Ook het lezen van deze preken was met innerlijk vermaak, want:
• De preken zijn voluit Schriftuurlijk-bevindelijk. Zoals broeder Van Aalst het ons als student voorhield: eerst de tekst verklaren vanuit het verband, daarna bevindelijk toepassen! Bij het lezen van de preken is te merken dat, zoals elke prediker betaamt, een grondige studie heeftft plaatsgevonden. De preken worden gekenmerkt door een heldere opbouw en een duidelijke lijn, zodat ze voor een ieder goed te volgen zijn.
• In de preken komt de eerlijke en heerlijke boodschap van Gods Woord helder naar voren. Eerlijk zoals in de eerste preek: ‘Daar
zitten ze, in ballingschap. Ze zitten in de gevangenis. Ze zitten daar vanwege hun ongerechtigheden en ontrouw. Ze zitten daar vanwege hun menigvuldigezonden’. Heerlijk, zoals in de zevende preek, als het er over gaat dat God woont bij dien die van een verbrijzelde en nederige geest is: ‘Hij maakt woning bij de mensen. Hoe doet Hij dat? Wel, dan zendt Hij Zijn enig Kind’.
• De preken kenmerken zich door bewogenheid met het heil van de hoorders! ‘O, ik wenste wel dat ik uw ogen kon openen voor deze werkelijkheid van ons allen van nature’ (uit de zevende preek).
• De verschillende hoorders, kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen worden afzonderlijk aangesproken in eerbiedige, hedendaagse taal. Dat maakt ook dat deze preken zeer geschikt zijn voor de leesdiensten.
Dat de Heilige Geest ook deze preken zou willen gebruiken tot zaligheid van verloren zondaren en tot opbouw van Zijn Kerk.