Het kan in de christelijke gemeente soms moeilijk zijn om mannen te vinden, die geschikt en gewillig zijn om te dienen in het ambt van ouderling of diaken. In zijn voorwoord schrijft dominee Procee dat het geen eenvoudige taak is om op een verantwoorde wijze ouderling of diaken te zijn in de gemeente van Christus. Wel is het Bijbels dat de Heere Jezus Christus, als de hoogste Leraar, Zijn ambtsdragers zal oefenen, onderwijzen en leiden door Zijn Woord en Geest. Tegelijk is de persoonlijke oefening tot Godzaligheid onmisbaar. Deze geestelijke oefeningen worden door de Heere gebruikt om bekwaamheid te geven, al blijven ambtsdragers van zichzelf onbekwaam, maar zij dragen de schat (Evangelie) in aarden vaten.
Persoonlijk onderwijs vanuit Gods Woord en de bearbeiding van Zijn Geest kan bijzonder nuttig zijn om een zekere toerusting te ontvangen. Niet alleen de geestelijke aspecten, maar ook praktische zaken vragen de aandacht. Zeker als men voor het eerst in het ambt komt te staan. Trouwens ook na jaren gediend te hebben blijft de verzuchting: ‘Wie is tot deze dingen bekwaam?’ De verantwoordelijkheid is groot, omdat we omgaan met zielen van mensen. Wie zal niet opzien om stervenden pastoraal te begeleiden? Hoe kunnen we op Bijbelse wijze toezicht uitoefenen op de prediking en kunnen we met liefde zielen leiden tot Christus?
De schrijver heeft in eerste instantie een samenvatting gemaakt voor de kerkenraad van christelijke gereformeerde kerk te Middelharnis. Deze syllabus werd breder bekend, ook bij andere kerkverbanden. Daarom heeft dominee Procee e.e.a. omgewerkt tot een eenvoudig boekje.
De bronvermelding laat zien dat hij (dankbaar) gebruikt gemaakt heeft van het werk van anderen (pagina 103) en tegelijk geeft de schrijver aanzetten tot verdere studie.
Aan het eind van zijn voorwoord (woord vooraf) spreekt hij de wens uit dat dit voor velen tot zegen mag zijn in het bijzonder voor hen die het voorrecht en de verantwoordelijkheid hebben ontvangen om te dienen in het ambt in de gemeente van Christus.
Achtereenvolgens staat de auteur stil bij de hoge roeping van een ambtsdrager, de oorsprong van het ambt van ouderling en diaken, huisbezoek, luisteren, orde in het gesprek, Heilig Avondmaal, kerkelijke tucht, vereisten voor de prediking, toezicht op de prediking, zelfdiscipline voor ambtsdragers (inhoud, middelen en doel).
Een belangrijk hoofdstuk gaat over de toepassing van het heil:
Wat zeggen de Dordtse Leerregels, wat is geloof, wie zijn gelovigen, ellende verlossing en dankbaarheid, onderscheid tussen zwak en sterk geloof, onderscheid tussen de uitgaande en wederkerende daad van het geloof. Onderwijzende zijn de bijdragen van Bernardus Smijtegelt en John Flavel.
Het hoofdstuk over zoekende zielen is een bewerking en uitbreiding van een artikel geschreven door Dr. David Murray (Grand Rapids USA): Kinds of Seekers, The Banner of Sovereign Grace and Truth (March 2015).
In de kerk komen we verschillende soorten zoekende zielen tegen. Voor het pastoraat is het belangrijk om deze soorten zoekende zielen te onderscheiden. Hij komt zo tot 13 onderscheidingen:
Een zoekende ziel, die met schuldbesef verslagen is
De vreesachtige zoekende ziek
De gefrustreerde zoekende ziek
De verwarde zoekende ziel
De twijfelachtige zoekende ziel
De hopeloze zoekende ziel
De halfslachtige zoekende ziel
De zoekende ziel die vasthoudt aan zijn zonden
De zoekende ziel die uitziet naar een krachtdadige bekering
De zoekende ziel die op de achtergrond staat
De onwetende zoekende ziel
De zoekende ziel die het geluk najaagt
De lijdelijk zoekende ziel
Het laatste hoofdstuk gaat in op de zegen van het ambt: Getrouwe dienstknechten zal de Heere binnen laten gaan in de vreugde des Heeren. Er zal vreugde zijn bij Zijn knechten en de Heere zal Zich verheugen in Zijn werk door hen heen. Maar dan zullen al Gods knechten belijden: ‘Wij hebben niets gedaan. Gij Heere hebt alles gedaan, van begin tot het einde en daarom hebben niet wij, maar hebt Gij alles welgemaakt. Het zal hierop uitlopen dat de Drie-enige God al de eer, lof en aanbidding zal ontvangen (Openbaring 4: 10 en 11).
Van harte aanbevolen, ook voor niet-ambtsdragers.