Een bekend gezegde dat nogal eens gebezigd werd: ‘Van der Groe doet het hekje toe’. Wat bedoelde men daarmee? Dat ná hem het reformatorisch vuur gedoofd was. Anderzijds bleef Van der Groe een ‘oude schrijver’, die graag gelezen werd. Bekend is zijn verklaring over de Heidelbergse Catechismus. Het duurde tot meer dan 50 jaar na zijn dood voordat tot een uitgave werd overgegaan. De eerste keer dat deze werd uitgegeven, was in de kring van de Afscheiding.
Voordat hij Gods Wet (zondag 34-44) behandelde, treffen we 6 preken die handelen over de volgende woorden: ‘Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb’; en daaraan voorafgaand één preek over de voorbereiding tot de Wet des Heeren, dus totaal 7 preken.
Kenmerkend voor deze preken is het indringende en ontdekkende, maar tegelijkertijd ook het verrassende element, want zij werpen een helder licht op de verhouding tussen Wet en Evangelie. Hier treffen we een voluit reformatorisch geluid aan bij Van der Groe.
In de inleiding gaat ds. M. Golverdingen in op de vraag waarom zo’n opvallende aandacht voor de aanhef van de Wet. Waarschijnlijk dat Wet en Evangelie niet gescheiden mogen worden. We laten nu Van der Groe zelf aan het woord: ‘Wet en Evangelie zijn als het ware een tweeling, die we nooit van elkaar moeten scheiden, maar wel nauwkeurig van elkaar moeten onderscheiden. De Wet moet het Evangelie dienen en het Evangelie de Wet. Die twee moeten elkaar bevestigen, maar mogen elkaar beslist geen afbreuk doen. Alleen maar spreken over het Evangelie en de leer der genade, en zwijgen over de gehoorzaamheid aan de Wet – dat gaat in tegen de leer van Christus.’
Is het voor de lezer van 2020 geen verhindering dat Van der Groe gebruik maakt van lange zinnen? Dat kan zo zijn, maar de uitgever heeft gekozen voor een hertaling van deze opvallende zeven preken. De heer C. Bregman, die zijn sporen als hertaler ruimschoots verdiend heeft, verklaarde zich bereid een betrouwbare hertaling gereed te maken. Het resultaat mag er zijn, want bij het lezen krijg je niet de indruk dat Van der Groe in de 18e eeuw leefde, integendeel; het leest gemakkelijk en het is voluit Bijbels en actueel. In de verantwoording gaat Bregman in op de werkwijze, die hij hanteert, onder andere door structuur aan te brengen en het geven van een nadere indeling: inleiding, eigenlijk onderwijs en toepassing van de preek, daarbij dankbaar gebruik makend van de indeling die Van der Groe zelf aangaf door het gebruik van cijfers. Soms maakte de hertaler gebruik van een verhelderend kopje. Om ook taalkundig zich te verantwoorden, zijn er noten aangebracht. Zij hoeven niet gelezen te worden, maar de geïnteresseerde lezer weet dan wel wat er in de oorspronkelijke uitgave te lezen was. Dhr. Bregman dankte ds. Golverdingen voor het feit dat hij voorstelde om de preken te hertalen en voor de inleiding, die spreekt van een historische deskundigheid. Helaas heeft ds. Golverdingen de verschijning van deze hertaling niet meer mogen beleven.
Bregman eindigt zijn verantwoording met het doel dat Van der Groe voor ogen had met de inhoud van deze preken: ‘met een waar geloof en in een leven van oprechte heiliging leren luisteren naar de stem van de Heere, Die vanuit de hemel gesproken heeft' (Ex. 20:22).
Vóór de zes preken over de aanhef is ook een voorbereiding tot de Wet des Heeren opgenomen, een preek over: ‘Ontdek mijn ogen, dat ik aanschouwe de wonderen van Uw wet' (Psalm 119:18).
Achtereenvolgens spreekt Van der Groe over: de oorsprong van Gods Wet, de geestelijke inhoud van Gods Wet, Gods Wet is volmaakt, Gods Wet is onveranderlijk, Gods Wet is heilig.
Wat de zes daarop volgende preken betreft, handelen preek 1 en 2 over: ‘Toen sprak God al deze woorden’, de derde preek heeft als tekst: ‘Ik ben de HEERE’, de vierde en de vijfde gaan over ‘Ik ben de HEERE, uw God’, de zesde preek heeft de toevoeging: ‘Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb’.
Een kort citaat uit preek 4:
‘Ik ben de HEERE, uw God’ (pag. 152).
‘O, Mijn kinderen, Ik geef u deze heilige wetten als uw allerhoogste Koning, Heere en Vader, Die door u zonder enige beperking gediend en gevreesd moet worden, want dat komt Mij toe. Maar Ik ben ook de Heere, uw God, Die met u een eeuwig verbond heb gemaakt (en beloofd heb) dat Ik u rechtvaardig en heilig zal maken, dat Ik u zal verlossen en u zalig zal maken. Ik ken uw grote zwakte en de slechtheid van uw natuurlijk bestaan, maar daarom zal Ik u Zelf voortdurend de genade en de kracht geven waardoor u Mijn wetten zult kunnen onderhouden. Wat Ik van u eis, zal Ik u voortdurend Zelf geven en door Mijn Heilige Geest in u werken – want Ik ben de Heere uw God! Kom daarom steeds maar met uw zonden en zwakheden tot Mij, zoals een kind tot zijn vader komt. Belijd uw zonden maar in een ootmoedig geloof. Toon Mij toch steeds uw gedaante en laat Mij uw stem horen, want uw gedaante is Mij zoet en uw stem is lieflijk. Ach, keer u toch tot Mij, gewen u toch aan Mij, betrouw op Mij, zoek al uw zaligheid en sterkte bij Mij, en wees ervan verzekerd dat Ik u altijd zal helpen, want Ik ben de Heere uw God. Wentel uw weg maar helemaal op Mij en laat het op Mij aankomen! Ik, Ik zal het goed met u maken, Ik zal het voor u voltooien, Ik zal u leiden op de goede weg waarop u veilig zult voortgaan.’
Deze hertaling is het waard om te lezen, aan te schaffen of cadeau te doen. Van harte aanbevolen om op deze wijze kennis te maken met het werk van Th. van der Groe.