Dit is een van de vele passages die ik onderstreept heb in het boek ”Vernieuwd en onveranderd. Uit de kast, opnieuw geboren, en dan?” van Rachel Gilson. Ik voeg daaraan toe: en gelukkig geeft God ons in deze tijd mensen als Gilson.
Daarmee is gelijk gezegd dat ik haar boek veel lezers gun: mensen met een homoseksuele gerichtheid, mensen in hun omgeving,
en niet in de laatste plaats predikanten en andere ambtsdragers. Het is goed dat het Bijbels Beraad M/V de Nederlandse vertaling
op de markt heeft gebracht. Vorig jaar heb ik Rachel Gilson online meegemaakt op een conferentie van Revoice, een beweging in de Verenigde Staten waarmee Hart van Homo’s zich verwant voelt. Ze ging in gesprek met iemand van Revoice over de vraag of een christen zich mag identificeren als ”homo”. In tegenstelling tot de meesten bij Revoice (en Hart van Homo’s) heeft zij daar principiële bezwaren tegen. Het gesprek erover werd evenwel op goede en vriendschappelijke toon gevoerd. Diezelfde toon proef ik ook in dit boek. Ze legt soms andere accenten dan ik zou doen, maar het blijft aangenaam om haar te lezen.
Rachel Gilson schrijft vanuit haar eigen ervaring. Vanuit een atheïstische levensovertuiging tot bekering gekomen, wist ze zich gedrongen om haar lesbische relatie te beëindigen. Heel eerlijk beschrijft ze hoeveel moeite haar dit kostte. Toch is het boek niet zomaar een verhaal over haar leven. Ze neemt de lezer mee in haar ontdekkingstocht naar Bijbelse principes over geloof en homoseksualiteit. Daarmee heeft ze een radicale én bemoedigende boodschap voor andere christenen die zich aangetrokken voelen tot hetzelfde geslacht en die willen kiezen voor een celibatair leven: „De christelijke single is een levend getuige voor de wereld en voor de gemeente: een getuigenis dat Christus genoeg is. (.) In onze samenleving is deze boodschap (.) bijzonder krachtig als ze wordt uitgeleefd door een gelovige met een homoseksuele oriëntatie.”
Erg blij ben ik met hoofdstuk 5 (”Onverwachte relaties”). Ze begint dit hoofdstuk met een stevig statement: „God zegent relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht die trouw zijn aan Christus.” Hoewel ze de gevaren ervan onderkent, voert Gilson een warm pleidooi voor vriendschap van christenen met een homoseksuele oriëntatie met mensen van hetzelfde geslacht. In het betreffende hoofdstuk werkt ze dat met name uit voor relaties binnen de christelijke gemeente. Dat riep bij mij wel een pijnlijke gedachte op. Het is prachtig wat ze erover schrijft, maar uit de verhalen van veel reformatorische jongeren maak ik op dat de praktijk in Nederland hier nog zeer, zeer ver vandaan ligt. De openheid en acceptatie die Gilson bepleit rond dit onderwerp, wordt in veel gemeenten gemist. Er is hier veel werk aan de winkel, willen we tenminste voorkomen wat ze vervolgens schrijft: „Het kan ook zijn dat een bepaalde gemeente gewoon geen heilzame plaats voor jou is.”
Wat ik jammer vind, is dat Gilson het woord ”begeerten” (mijns inziens) onvoldoende definieert. Het lijkt erop dat ze geen onderscheid maakt tussen homoseksuele gevoelens en homoseksuele begeerten. Daarmee worden gevoelens, mét de begeerten,
bestempeld als ”zonde”. Dat is haar goed recht natuurlijk, er zijn veel reformatorische christenen die deze mening zijn toegedaan,
maar ik blijf vinden dat het Bijbels gezien niet nodig is om deze conclusie te trekken. Dat Gilson deze visie wél heeft, heeft me
overigens niet echt gestoord. Zoals zij ermee omgaat, zie ik het als een accentverschil.
Ten slotte moet ik eigenlijk iets zeggen over wat Gilson schrijft over een huwelijk van iemand met een homoseksuele gerichtheid
met iemand van het andere geslacht. Zij ziet dat als een serieuze optie. Ik moet zeggen: hoewel ik mijn vragen daarover houd,
ben ik daar (mede) door dit boek genuanceerder over gaan denken. In het hoofdstuk daarover staat trouwens wel een storende
(en domme) fout van de vertaler. „Straight kan onder meer ”homoseksueel” betekenen”, moet natuurlijk zijn: „Straight kan onder
meer ”heteroseksueel” betekenen.” Iets voor de tweede druk – die er van mij dus mag komen.