Door Jan van Reenen in Reformatorisch Dagblad op 23-02-2017
Wat kan het onderwijs
met de Nederlandse Geloofsbelijdenis?
Die vraag
was voor dr. A. J. Kunz
leidend bij de totstandkoming
van het boek
”Voor anker”.
Met het zetten van hun
handtekening bij hun
benoeming erkennen
christelijke leraren
de Bijbel en de Drie Formulieren
van Enigheid als fundament van
hun lespraktijk. Het is volgens dr.
Kunz, predikant in de Protestantse
Kerk in Nederland en docent aan
Driestar educatief te Gouda, van
groot belang dat onderwijsmensen
de belijdenisgeschriften toepassen
in de schoolpraktijk. „Leer en
leven moeten samengaan”, aldus
de auteur. „Vorming is voor christelijk
onderwijs van levensbelang.
Anders belanden we voordat we
het weten in een dualisme waarbij
we aan de ene kant belijden dat
we zondaren zijn, maar we aan
de andere kant vooral druk zijn
om het beste uit kinderen te
halen. Het functioneren van de
belijdenis in de school kan leer en
leven dichter bij elkaar houden.”
De auteur promoveerde in 2013
op een studie naar artikel 2 van
de Nederlandse Geloofsbelijdenis
(NGB). In ”Voor anker” komen
ook niet alle 37 artikelen aan bod.
Dr. Kunz richt zich alleen op de
artikelen die richtinggevend zijn
voor leraren en waarbij de belijdenis
kan schuren met de dagelijkse
praktijk. Hij geeft hiervan drie
voorbeelden.
Het eerste heeft betrekking op
artikel 2, dat onder meer gaat over
de schepping. Dr. Kunz: „We leven
tegenwoordig in een seculiere
wereld, waarin geen plaats is voor
de gedachte aan de schepping.
Ook christenen worden door dat
denkbeeld beïnvloed. De kans dat
de zondag los komt te staan van
de andere dagen van de week en
de Bijbelles van de andere lessen
is niet denkbeeldig.” De auteur
gaat aan de hand van concrete
voorbeelden in op dit mogelijke
gevaar. „Laten de leerkrachten
tijdens de biologieles wel iets
zien van de verwondering over de
schepping? En vertellen ze over
Gods hand in de geschiedenis, zoals
onze vaderen dat bijvoorbeeld
deden na het ten onder gaan van
de Armada in 1588? Is er bij de
leerkrachten wel voldoende besef
dat het leesonderwijs in de eerste
plaats bedoeld is om de Bijbel te
leren lezen?”
Het volgende voorbeeld betreft
de artikelen 3 tot en met
7, die gaan over het gezag van
de Schrift. De auteur noemt als
positief voorbeeld een basisschool
waar in de gemeenschapsruimte
aandacht was voor het eerste gebod,
dat die week centraal stond.
De leerlingen hadden briefjes opgehangen
met hun eigen inbreng.
„De leerlingen worden aan het
denken gezet over de betekenis
van het eerste gebod voor hun
eigen leven.”
Als derde voorbeeld noemt dr.
Kunz artikel 37, over het laatste
oordeel. „Je merkt dat Guido de
Brès, de schrijver van de NGB, het
gewicht aanvoelt van de eeuwige
bestemming van de mens: hemel
of hel. Het christelijk onderwijs
voedt op voor een plaats in de
samenleving, maar het gaat er
ten diepste om dat de leraren de
leerlingen wijzen op Christus als
hét Middel tot behoud. Het christelijke
leraarschap heeft zowel de
functie van gids als van pelgrim
en vreemdeling. Het onderwijs is
één van de middelen waardoor de
Heilige Geest werkt.”
Samenvattend stelt Dr. Kunz
dat het belangrijk is dat leraren
en leerlingen de betekenis van de
NGB met hart en hoofd kennen.
”Voor anker” biedt praktische
aanknopingspunten voor leraren
bij het ter sprake brengen van
onderwerpen uit de NGB tijdens
de lessen. Deze geloofsbelijdenis
blijkt ook voor het onderwijs verrassend
actueel te zijn.
Driestar educatief geeft het boek
cadeau aan studenten die hun
opleiding hebben afgerond.
Deze website maakt gebruik van cookies die noodzakelijk zijn voor de juiste werking van de site. Voor het meten van bezoekgegevens wordt gebruik gemaakt van geanonimiseerde analytische cookies. Meer info