Laat ik bij het bespreken van haar proefschrift in de eerste plaats mijn waardering uitspreken voor de grondige wijze waarop zij het onderwerp aan de orde stelt en ook enige aanbevelingen doet ter bevordering van de handelingspraktijk van de kerk. Boele is er zich van bewust dat het onderzoek ook beperkingen kent. Om met die beperkingen te beginnen. Boele noemt ze zelf in het begin van haar proefschrift. Een daarvan is dat bij het onderzoek niet zijn betrokken de ervaringen van (ex-)gemeenteleden die met kerkelijke tucht in aanraking zijn gekomen. Dat zou een zelfstandig onderzoek vereisen. Die constatering is op zichzelf terecht. De vraag is daarbij wel hoe een dergelijk onderzoek eruit zou moeten zien. Mensen die met kerkelijke tucht te maken krijgen of gekregen hebben, zullen daar in de regel niet erg positief over denken en spreken. De negatieve kritiek richt zich vaak niet alleen op de tucht als zodanig, maar ook op de kerkenraad die tot de tucht heeft moeten besluiten. Ik ben benieuwd of een dergelijk onderzoek wel mogelijk is en uiteraard nog meer naar de resultaten daarvan.
Samenleving
Naast andere beperkingen komt ook de relatie tussen kerkelijk tuchtrecht en burgerlijk recht slechts zijdelings aan de orde. Dat behoeft op zichzelf niet zo’n groot bezwaar te zijn, want daarover is al veel geschreven, onder andere op de website kerkrecht.nl. Uit de resultaten van het kwalitatieve onderzoek dat heeft plaatsgehad in de vorm van interviews en focusgroepen blijkt dat het besef sterk leeft dat kerkelijk tuchtrecht een wezenlijk ander karakter heeft dan het tuchtrecht in andere segmenten van de samenleving, zoals de gezondheidszorg, de sportsector of het burgerlijk strafrecht. Kerkelijk tuchtrecht is geestelijk van aard, gericht op verzoening en herstel van relaties met God en mensen. Procedureel zijn er wel overeenkomsten, maar het medisch, helend karakter van het kerkelijk tuchtrecht onderscheidt zich van andere maatschappelijke rechtsgebieden. Bij de toepassing daarvan moet dat ook uitgangspunt zijn. Gelukkig wordt daar in de burgerlijke rechtspraak ook rekening mee gehouden.
Verschillen
Het proefschrift geeft inzicht in de kerkordelijke bepalingen die in de verschillende kerkverbanden gelden. Ook de verschillen daartussen komen aan de orde. Die kerkverbanden zijn: de Christelijke Gereformeerde Kerken, de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), de Protestantse Kerk in Nederland, de Hersteld Hervormde Kerk, de voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland en de Nederlandse Gereformeerde Kerken. Het is leerzaam om te lezen hoe in de verschillende
kerkverbanden wordt omgegaan met de kerkelijke tucht. Zo blijkt dat men in sommige kerkverbanden eerder de toevlucht neemt tot alternatieven van kerkelijk opzicht, waardoor toepassing van de tucht niet nodig is, terwijl in kerkverbanden ter rechterzijde van de gereformeerde gezindte de kerkelijke tucht juist wordt gewaardeerd en de noodzaak van de toepassing daarvan wordt gezien. Het zal duidelijk zijn dat dit ook gevolgen heeft voor de vraag wanneer en op welke wijze de kerkordelijke bepalingen omtrent tucht worden toegepast.
Verlegenheid
Uit het empirisch deel van het proefschrift blijkt toch wel de nodige verlegenheid bij de ambtsdragers (meest predikanten, maar ook enkele ouderlingen) als het gaat om de toepassing van de tucht. In de praktijk vindt men tucht lastig, ook in relatie tot het pastoraat. Een van de respondenten maakte dat duidelijk door van zichzelf te zeggen dat hij het gevaar zag dat hij aardig is voor mensen en daardoor veel op zijn beloop laat. Als het gevoel gaat prevaleren boven het ”Alzo zegt de Heere” wordt toepassing van kerkelijke tucht afhankelijk van het subjectieve gevoel van ambtsdragers. Geen enkele ambtsdrager zit erop te wachten om tucht toe te passen. Soms is het helaas noodzakelijk. Hoe weerbarstig in de praktijk ook, de calvinistische drieslag, de eer van God, het welzijn van de gemeente en het behoud van de zondaar, moet blijvend in het oog gehouden worden. Tucht moet wel worden toegepast met barmhartigheid, maar het recht moet zijn loop hebben. Dat zal niet altijd, en vaak niet, worden onderschreven door hen aan wie een tuchtmaatregel wordt opgelegd. Boele-Noort heeft ons in haar studie veel aangereikt. Het proefschrift is toegankelijk en leest prettig. Aan te bevelen om er kennis van te nemen, in het bijzonder door hen die zich in de praktijk van het kerkelijk leven bezighouden met vragen omtrent kerkelijke tucht.