De enige Herder wordt verklaard. Ons wordt voorgehouden wat de overeenkomsten zijn van een herder met de enige Herder. Ook het onderscheid wordt aangegeven. De Herder der schapen is een Goddelijke Herder, zo lezen wij. Ds. Mulder wijst op het ambt van deze grote Herder. Het hele gebouw van de zaligheid rust op de Persoon van Christus als God. Daarmee wordt de heerlijkheid van deze Herder verklaard. Dat is de grondslag van de zaligheid. Voor de Kerk is het tot troost dat Christus God is.
Psalm 23 komt na Psalm 22. Duidelijk wordt het verband gelegd tussen de 22e en de 23e Psalm. Psalm 23 komt dan in een helder licht te staan. Sla de Herder! Duidelijk wordt het onderscheid tussen de schapen en de bokken voorgesteld.
De meeste mensen hebben geen recht om te zeggen dat ze een schaap van deze Herder zijn. Ze zijn als stinkende bokken. Ook een onbekeerd godsdienstig mens stinkt naar zijn vuile zonden. Ziedaar onze vreselijke doodstaat getekend. Duidelijk wordt het leven van Gods kinderen getekend. De Kerk kan tijden hebben dat ze geen gebruik kunnen maken van de grazige weiden. Maar wonder van genade, Hij doet mij nederliggen. Dat komt soeverein van Gods kant.
De vijfde overdenking wordt afgesloten met het woordje ’immers’. Het immers van het geloof, in het verleden, in het heden en in de toekomst. Daar wordt ons een blik gegeven van hoe David daar een ogenblik de geloofsvrucht van mag ervaren. Wonderlijke woorden, waardig om ze te overdenken. Van harte aanbevolen.